Op Zestig Zocht Ik Mijn Eerste Liefde: Toen De Deur Openging, Keek Ik Naar Een Vrouw Die Op Mij Leek

‘Waarom doe je dit, Marijke?’ Mijn eigen stem klinkt schor in de stilte van de auto, terwijl ik met trillende handen het adres nog eens controleer. Het is een regenachtige woensdagmiddag in Utrecht, de stad waar ik ben opgegroeid, maar die ik al jaren mijd. Mijn man, Henk, weet van niets. Mijn kinderen denken dat ik bij een vriendin ben. Maar vandaag, op mijn zestigste verjaardag, heb ik besloten dat ik niet langer kan leven met de vraag die me al decennia achtervolgt: wat is er geworden van mijn eerste liefde?

De ruitenwissers tikken nerveus heen en weer. Ik zie mezelf in de achteruitkijkspiegel: grijze haren, rimpels rond mijn ogen, maar dezelfde blik als toen ik achttien was en alles nog mogelijk leek. Ik herinner me de zomer van 1982, de geur van versgemaaid gras in het park bij de Oudegracht, waar ik voor het eerst hand in hand liep met Erik. Zijn lach, zijn zachte stem. We waren jong, verliefd en dachten dat niets ons kon scheiden.

‘Je moet het loslaten, Marijke,’ zei mijn moeder altijd streng. ‘Het leven gaat door.’ Maar het leven ging niet zomaar door. Ik trouwde met Henk, kreeg twee kinderen, bouwde een carrière op als lerares Nederlands. Maar Erik bleef in mijn gedachten hangen als een onvoltooide zin.

Nu sta ik voor een rijtjeshuis in een buitenwijk van Amersfoort. Mijn hart bonkt in mijn keel als ik aanbellen. Even gebeurt er niets. Dan hoor ik voetstappen en gaat de deur langzaam open.

‘Ja?’

Voor me staat een vrouw van mijn leeftijd. Haar ogen zijn blauw, net als de mijne. Haar haar is grijzend, net als het mijne. Ze kijkt me onderzoekend aan.

‘Eh… goedemiddag. Mijn naam is Marijke van Dijk. Ik… ik zoek Erik Jansen.’

Ze knippert even met haar ogen en haar gezicht vertrekt. ‘Erik is… Erik is er niet meer.’

De woorden slaan in als een bom. ‘Niet meer?’ fluister ik.

Ze knikt langzaam. ‘Hij is drie jaar geleden overleden aan kanker.’

Ik voel hoe mijn benen slap worden. ‘Oh… het spijt me zo.’

Ze kijkt me nog steeds aan, haar blik nu zachter. ‘Kom binnen,’ zegt ze dan onverwacht. ‘Ik ben Els, zijn vrouw.’

Binnen ruikt het naar koffie en versgebakken appeltaart. Aan de muur hangen foto’s van Erik: ouder, kaler, maar nog steeds dezelfde vriendelijke glimlach. Els schenkt koffie in en schuift een stuk taart naar me toe.

‘Jullie kenden elkaar?’ vraagt ze voorzichtig.

Ik knik en voel hoe mijn ogen prikken. ‘We waren… vroeger samen. Heel lang geleden.’

Els glimlacht flauwtjes. ‘Hij heeft vaak over je gesproken.’

Ik schrik. ‘Echt?’

Ze knikt. ‘Jij was zijn eerste liefde.’

We zitten even zwijgend tegenover elkaar. Dan zegt Els: ‘Weet je… Erik heeft altijd gezegd dat hij iets had achtergelaten bij jou. Iets wat hij nooit heeft kunnen uitleggen.’

Mijn hart slaat over. ‘Wat bedoel je?’

Els staat op en loopt naar een kastje in de hoek van de kamer. Ze haalt er een oude envelop uit en geeft die aan mij.

‘Hij wilde dat ik deze aan je zou geven als je ooit zou komen.’

Met trillende handen maak ik de envelop open. Er zit een brief in, geschreven in Eriks herkenbare handschrift.

‘Lieve Marijke,

Als je dit leest, ben ik er waarschijnlijk niet meer. Er is iets wat ik je nooit heb durven vertellen. Die zomer dat we uit elkaar gingen… was niet omdat ik niet meer van je hield. Mijn ouders hadden besloten dat ik naar Canada moest voor hun werk, en ik had geen keuze. Ik heb geprobeerd je te bellen, maar je moeder zei dat je me niet meer wilde spreken.

Ik heb altijd spijt gehad dat ik niet harder heb gevochten voor ons. Je bent altijd in mijn hart gebleven.

Liefs,
Erik’

De tranen stromen over mijn wangen. Al die jaren heb ik gedacht dat hij me had verlaten omdat hij niet genoeg van me hield, terwijl het allemaal anders lag.

Els legt haar hand op de mijne. ‘Hij heeft vaak gehuild om jou,’ zegt ze zacht.

Ik kijk haar aan en zie dezelfde pijn in haar ogen die ik voel.

‘Hebben jullie kinderen?’ vraag ik voorzichtig.

Els knikt en roept: ‘Sanne! Kom je even?’

Een jonge vrouw van begin dertig komt binnenlopen. Ze heeft dezelfde blauwe ogen als Erik… en als ik.

‘Dit is Marijke,’ zegt Els zacht.

Sanne kijkt me nieuwsgierig aan en glimlacht vriendelijk.

‘Je lijkt op haar,’ fluistert Els ineens, bijna onhoorbaar.

Ik voel hoe de grond onder mijn voeten wegzakt.

‘Hoe oud ben je precies?’ vraag ik aan Sanne.

‘Ik ben geboren in 1983,’ antwoordt ze zonder aarzelen.

Mijn adem stokt. 1983… Het jaar nadat Erik en ik uit elkaar gingen.

Els kijkt me strak aan. ‘Erik heeft altijd gezegd dat Sanne bijzonder was…’

De kamer vult zich met een ongemakkelijke stilte.

‘Marijke…’ begint Els aarzelend, ‘is er iets wat jij mij moet vertellen?’

Mijn handen trillen zo erg dat ik nauwelijks mijn kopje vast kan houden.

‘Ik…’ Mijn stem breekt. ‘Ik was zwanger toen Erik vertrok. Mijn ouders hebben me gedwongen het kind af te staan ter adoptie. Niemand mocht het weten… zelfs Henk niet.’

Els slaakt een kreetje en slaat haar hand voor haar mond.

Sanne kijkt ons allebei aan, haar gezicht wit weggetrokken.

‘Ben jij… mijn moeder?’ vraagt ze met trillende stem.

Ik knik langzaam, terwijl de tranen over mijn wangen stromen.

Sanne begint te huilen en valt in mijn armen.

Els kijkt ons aan met een mengeling van verdriet en opluchting.

‘Erik heeft altijd geweten dat er iets was wat hij niet wist,’ zegt ze zachtjes.

We zitten daar samen, drie vrouwen verbonden door één man en een geheim dat decennialang verborgen is gebleven.

Als ik later die avond terugrijd naar huis, voel ik me leeg maar ook opgelucht. Ik weet niet hoe ik Henk dit ooit moet vertellen, of mijn kinderen. Maar één ding weet ik zeker: sommige waarheden laten zich niet begraven, hoe diep je ze ook probeert weg te stoppen.

Misschien kunnen we nooit echt ontsnappen aan wie we ooit waren – maar misschien is dat ook niet nodig?
Wat zouden jullie doen als je verleden plotseling voor je deur stond?