Verloren in de Schaduw van Liefde: Het Verhaal van Marieke
‘Marieke, wat is er met je gebeurd?’ De stem van mijn moeder trilt aan de andere kant van de lijn. Ik hoor haar ademhaling, zwaar en onrustig. Mijn vingers klemmen zich om mijn telefoon. ‘Niets, mam. Ik ben gewoon druk, dat weet je toch?’ probeer ik luchtig te klinken, maar zelfs ik hoor het gebrek aan overtuiging in mijn stem.
‘Je bent niet meer jezelf. Je lacht niet meer zoals vroeger. Je komt nauwelijks nog langs. En als je er bent, kijk je steeds naar hem alsof je toestemming nodig hebt om te praten.’
Ik slik. Mijn blik glijdt naar de woonkamer waar Jeroen op de bank zit, verdiept in zijn telefoon. Zijn wenkbrauwen gefronst, zijn mondhoeken strak. Ik weet dat hij alles hoort. ‘Mam, ik moet ophangen. We spreken snel af, goed?’
Ik druk het gesprek weg en voel mijn hart bonzen. Vroeger zou ik mijn moeder alles hebben verteld. Over mijn werk als verpleegkundige in het ziekenhuis in Utrecht, over de nachtdiensten die me uitputten, over de kleine dingen die me blij maakten: fietsen door het Wilhelminapark, koffie drinken met vriendinnen op het terras bij De Rechtbank. Maar nu… nu lijkt het alsof ik een rol speel in een leven dat niet van mij is.
Jeroen kijkt op. ‘Was dat je moeder weer?’ Zijn stem is vlak, maar ik hoor het oordeel erin.
‘Ja,’ zeg ik zacht.
‘Je weet wat we hebben afgesproken, Marieke. Geen gezeur van je ouders. Ze bemoeien zich overal mee.’
Ik knik, voel de schaamte branden op mijn wangen. ‘Sorry.’
Hij zucht en draait zich weer om. Ik staar naar zijn rug en vraag me af wanneer dit begonnen is. Wanneer ben ik gestopt met mezelf zijn? Was het toen we samen gingen wonen in zijn appartement in Amersfoort? Of toen hij steeds vaker bepaalde wat ik droeg, wie ik zag, wat ik zei?
Mijn ouders zagen het als eerste. Mijn vader probeerde het subtiel: ‘Je bent zo stil geworden, meisje.’ Mijn moeder was directer: ‘Jeroen is aardig, maar hij lijkt alles te bepalen.’ Ik verdedigde hem altijd. ‘Hij bedoelt het goed! Hij wil gewoon het beste voor mij.’ Maar diep vanbinnen voelde ik de knoop in mijn maag groeien.
De eerste keer dat hij echt boos werd, was toen ik zonder overleg met hem naar een verjaardag van mijn nichtje ging. ‘Je denkt zeker dat je alles zelf kunt beslissen?’, had hij gesist toen ik thuiskwam. Ik had gehuild, gesmeekt om vergeving. Hij had me vastgepakt en gezegd dat hij alleen maar bang was me kwijt te raken.
Langzaam trok ik me terug uit mijn oude leven. Vriendinnenappgroepen muteerde ik; uitnodigingen sloeg ik af met vage excuses. Mijn moeder bleef bellen, bleef vragen stellen. Soms liet ik haar berichten dagenlang onbeantwoord.
Op een avond zat ik aan tafel bij mijn ouders – Jeroen was er niet bij – en mijn moeder pakte mijn hand vast. ‘Marieke, kijk me aan. Ben je gelukkig?’ Haar ogen zochten de mijne, vol angst en liefde.
Ik slikte de tranen weg en loog: ‘Ja, mam. Echt waar.’
Maar die nacht lag ik wakker naast Jeroen en voelde hoe leegte zich als een koude mist om mijn hart sloot.
De weken werden maanden. Jeroen werd steeds controlerender. Hij wilde weten waar ik was, met wie, hoe laat ik thuis zou zijn. Als ik te laat was, volgden er verwijten en stiltebehandelingen die dagen konden duren.
Op een dag kwam mijn vader onaangekondigd langs op mijn werk. Hij wachtte me op bij de fietsenstalling.
‘Marieke…’ Zijn stem brak bijna. ‘Als er iets is… als je hulp nodig hebt…’
Ik keek hem aan en voelde hoe alles in mij schreeuwde om hulp, maar de angst voor Jeroens reactie hield me tegen.
‘Het gaat goed, pap,’ fluisterde ik.
Hij knikte langzaam, maar zijn ogen verraadden ongeloof.
Thuis vertelde ik Jeroen niets over het bezoek van mijn vader. Maar hij rook onraad toen hij een sms’je van mijn moeder op mijn telefoon zag: “We maken ons zorgen om je.”
Die avond barstte de bom.
‘Wil je terug naar je ouders of zo? Ben ik niet goed genoeg?’ schreeuwde hij.
‘Nee! Dat is het niet!’ riep ik uit.
Hij gooide zijn glas tegen de muur; scherven spatten uiteen over de vloer.
‘Je kiest voor hen boven mij! Altijd!’
Ik kromp ineen en voelde hoe de paniekgolf door mijn lijf trok.
De dagen daarna liep ik op eieren. Ik deed alles om hem tevreden te houden: koken wat hij lekker vond, lachen om zijn grappen, zwijgen als hij snauwde.
Maar iets in mij brak die nacht definitief.
Ik stond onder de douche en keek naar het water dat over mijn huid stroomde. Wie ben ik geworden? Waar is de Marieke die zong onder het fietsen, die danste op feestjes, die haar eigen keuzes maakte?
De volgende ochtend pakte ik stiekem mijn telefoon en stuurde mijn moeder een bericht: “Mag ik langskomen? Alleen.”
Ze antwoordde binnen een minuut: “Altijd.”
Ik loog tegen Jeroen dat ik een extra dienst moest draaien en fietste met bonzend hart naar het huis waar ik was opgegroeid.
Mijn moeder deed open en sloot me meteen in haar armen. Ik huilde als een kind.
‘Je hoeft niet terug,’ fluisterde ze. ‘We helpen je.’
Mijn vader kwam erbij staan en legde zijn hand op mijn schouder. ‘We houden van je, Marieke.’
Die avond sliep ik voor het eerst in maanden diep en droomloos.
Het was geen makkelijke weg daarna. Jeroen stuurde boze berichten, belde eindeloos aan bij mijn ouders tot ze hem wegstuurden. Ik voelde me schuldig, verscheurd tussen loyaliteit aan hem en liefde voor mezelf – en voor mijn familie.
Met hulp van mijn ouders en een maatschappelijk werker vond ik langzaam mezelf terug. Ik ging weer werken met plezier, sprak af met vriendinnen die me nooit hadden opgegeven.
Soms kijk ik terug op die tijd en vraag ik me af: hoe kon ik zo ver van mezelf verwijderd raken? Waarom zag niemand – zelfs ikzelf niet – hoe diep ik gevangen zat?
Nu durf ik weer te dromen over wie ik wil zijn. Maar soms blijft de angst knagen: wat als het weer gebeurt? Wat als liefde opnieuw verandert in controle?
Hebben jullie ooit iemand verloren zien gaan in een relatie? Hoe help je iemand zichzelf terug te vinden als ze zichzelf niet meer herkennen?