Tussen Mijn Moeder en Mijn Vrouw: De Strijd om Mark
‘Weet je wel wat je hem aandoet?’ De stem van Marianne, Marks moeder, snijdt door de stilte van onze woonkamer. Ik sta met trillende handen bij het aanrecht, de vaatdoek nog nat in mijn vuist. Mark zit op de bank, zijn blik gefixeerd op zijn knieën, alsof hij daar de antwoorden zoekt die hij mij nooit kan geven.
‘Marianne, alsjeblieft,’ probeer ik, mijn stem breekt. ‘Dit is iets tussen Mark en mij.’
Ze lacht schamper. ‘Tussen jullie? Lieverd, jij begrijpt niet wat Mark nodig heeft. Hij heeft altijd iemand gehad die voor hem zorgt. Jij… jij bent zo afstandelijk geworden.’
Ik voel hoe mijn hart bonkt in mijn borstkas. Hoe vaak heb ik deze woorden al gehoord? Sinds onze bruiloft drie jaar geleden lijkt het alsof ik niet alleen met Mark ben getrouwd, maar ook met zijn moeder. Marianne belt elke ochtend om zeven uur – ‘even horen hoe het gaat’ – en stuurt hem appjes met foto’s van zijn oude kindertekeningen of een pan erwtensoep die ze voor hem heeft gemaakt. Soms staat ze onaangekondigd voor de deur met een tas boodschappen, zogenaamd omdat ‘Mark zo hard werkt’ en ‘jij het zo druk hebt’.
Mark zegt altijd: ‘Ze bedoelt het goed, schat.’ Maar ik zie hoe hij zich klein maakt als zij binnenkomt, hoe hij haar goedkeuring zoekt in alles wat hij doet. En ik? Ik voel me een indringer in mijn eigen huis.
De eerste maanden probeerde ik het te negeren. Ik lachte om haar verhalen over Marks jeugd, liet haar fotoalbums zien aan onze vrienden en at beleefd haar stoofpotjes op, zelfs als ik wist dat ze ze expres maakte op dagen dat ik moest overwerken. Maar naarmate de tijd verstreek, werd het moeilijker om haar aanwezigheid te verdragen.
Op een avond, toen Mark en ik eindelijk samen op de bank zaten – zonder haar – vroeg ik voorzichtig: ‘Voel jij je soms ook… gevangen tussen ons?’
Hij zuchtte diep. ‘Ze is gewoon bang dat ze me kwijtraakt. Jij bent nu mijn familie, maar zij… zij heeft alleen mij nog.’
‘Maar ik heb jou ook nodig,’ fluisterde ik. ‘En soms voelt het alsof ik altijd tweede keus ben.’
Hij keek me aan met die zachte blauwe ogen die me ooit zo geruststelden. ‘Ik weet niet hoe ik haar moet teleurstellen.’
De weken daarna probeerde ik begripvoller te zijn. Ik nodigde Marianne uit voor het eten, liet haar helpen met de tuin en luisterde naar haar verhalen over vroeger. Maar telkens als ze een sneer maakte – ‘Vroeger hield Mark niet van pittig eten’ of ‘Ik deed altijd zijn was op een speciale manier’ – voelde ik de woede in me opborrelen.
Op een dag kwam ze binnen terwijl ik net thuiskwam van mijn werk. Ze stond al in de keuken, haar jas nog aan, terwijl ze de koelkast inspecteerde.
‘Je hebt bijna geen groenten meer,’ zei ze zonder op te kijken. ‘Mark moet gezond eten.’
‘Ik weet het,’ zei ik kortaf. ‘Ik was van plan morgen boodschappen te doen.’
Ze draaide zich om en keek me strak aan. ‘Je moet beter voor hem zorgen. Hij ziet er moe uit.’
Die avond barstte ik uit tegen Mark. ‘Waarom laat je haar altijd binnen? Waarom zeg je nooit dat dit ons huis is?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ze bedoelt het goed.’
‘Maar wat bedoel jij goed? Voor wie kies je?’
Het bleef stil. Zijn stilte was harder dan elk verwijt.
De maanden sleepten zich voort. Mijn vrienden begonnen te vragen waarom ik zo gespannen was. Op mijn werk merkte mijn collega Sanne op dat ik steeds vaker vergat te lunchen.
‘Gaat het wel thuis?’ vroeg ze voorzichtig.
Ik knikte, maar voelde de tranen prikken achter mijn ogen.
Op een avond kwam ik thuis en vond Mark huilend aan de keukentafel. Marianne had hem gebeld; ze voelde zich eenzaam sinds haar buurvrouw was overleden.
‘Ik weet niet wat ik moet doen,’ snikte hij. ‘Jij bent boos op me, zij is verdrietig… Ik voel me verscheurd.’
Ik ging naast hem zitten en pakte zijn hand. ‘Misschien moeten we hulp zoeken,’ stelde ik voor.
Samen gingen we naar een relatietherapeut in Utrecht, mevrouw Van Dijk. Ze luisterde geduldig naar ons verhaal.
‘Het lijkt erop dat jullie allebei loyaal willen zijn,’ zei ze na een tijdje. ‘Maar loyaliteit mag geen gevangenis worden.’
Ze gaf ons opdrachten: grenzen stellen, open gesprekken voeren met Marianne, tijd nemen voor elkaar zonder inmenging van buitenaf.
De eerste keer dat we Marianne uitnodigden voor een gesprek, zat ze stijf op de bank.
‘Ik wil niet dat jullie denken dat ik jullie lastigval,’ zei ze met trillende stem.
‘Mam,’ zei Mark zacht, ‘ik hou van je. Maar we moeten leren om ons eigen leven te leiden.’
Ze keek hem aan alsof hij haar had verraden.
‘Dus je kiest voor haar boven mij?’
‘Nee,’ zei hij, terwijl hij mijn hand pakte. ‘Ik kies voor mezelf. En voor ons.’
Het was geen magische oplossing. Marianne bleef bellen, bleef langskomen – maar minder vaak. Soms voelde ik me schuldig als ik haar verdriet zag; soms voelde ik me opgelucht als we eindelijk samen waren zonder haar schaduw over ons heen.
Op een dag stond ze weer voor de deur met een pan soep. Ik nam hem aan en glimlachte voorzichtig.
‘Dank je wel, Marianne,’ zei ik. ‘Maar vanavond eten we samen iets anders. Misschien kun je volgende week komen eten?’
Ze keek even gekwetst, maar knikte toen langzaam.
Langzaam veranderde er iets in huis. Mark en ik leerden elkaar opnieuw kennen zonder haar constante aanwezigheid. We maakten plannen voor een weekendje weg naar Texel – alleen wij tweeën – en spraken af dat we elke zondag samen zouden ontbijten zonder telefoons of bezoek.
Toch bleef er iets knagen. De angst dat Mark ooit weer zou terugvallen in oude patronen; de onzekerheid of Marianne ooit echt zou accepteren dat haar zoon nu ook van iemand anders hield.
Soms lig ik ’s nachts wakker en vraag ik me af: is liefde altijd een strijd? Moet je kiezen tussen familie en partner? Of is er een manier om beiden recht te doen zonder jezelf te verliezen?
Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen loyaliteit aan je ouders en liefde voor je partner? Is er ooit echt balans mogelijk?