Waarom dronk mijn vader koffie met zout? – Een familiegeheim dat mijn leven veranderde

‘Waarom doe je dat toch, pap?’ Mijn stem trilt terwijl ik naar de zilveren lepel kijk die langzaam ronddraait in de mok. Mijn vader glimlacht, zijn ogen twinkelen even, maar hij zegt niets. Hij neemt een slok van zijn koffie – met zout, zoals altijd. Het is zondagochtend, de regen tikt tegen het raam van ons rijtjeshuis in Amersfoort. Mijn moeder zucht hoorbaar vanuit de keuken. ‘Laat hem maar, Anne,’ zegt ze, ‘je vader is nu eenmaal zo.’

Maar ik kan het niet loslaten. Al sinds ik klein ben, kijk ik vol verbazing toe hoe mijn vader elke ochtend een snufje zout in zijn koffie strooit. Mijn vriendinnen vinden het raar als ze blijven slapen. ‘Is je vader gek?’ fluisteren ze dan. Ik lach het weg, maar diep vanbinnen knaagt het aan me. Waarom doet hij dat? Waarom lijkt niemand het echt te willen weten?

Toen ik twaalf was, probeerde ik het zelf eens. Het smaakte vreselijk. Mijn keel brandde en ik moest bijna overgeven. Mijn vader lachte zachtjes toen hij mijn gezicht zag. ‘Niet alles wat vreemd lijkt, is slecht, meisje,’ zei hij toen. Maar verder kwam ik niet.

De jaren gingen voorbij. Mijn vader werd stiller, zijn haar grijzer. Mijn moeder en hij spraken steeds minder met elkaar. Soms hoorde ik ze fluisteren achter gesloten deuren, stemmen scherp als messen. Op een avond hoorde ik mijn moeder huilen in de badkamer. Ik kroop onder mijn dekbed en deed alsof ik sliep.

Toen ik negentien was, kreeg mijn vader een hartaanval. Het gebeurde op een gewone dinsdagavond, terwijl hij voetbal keek en zijn koffie dronk – met zout. Ik was net thuis van de universiteit en hoorde een doffe klap in de woonkamer. Mijn moeder schreeuwde mijn naam. De ambulance kwam snel, maar het mocht niet baten.

Na de begrafenis bleef het huis leeg aanvoelen. Mijn moeder liep als een schim door de kamers. Op een dag vond ik haar in de keuken, starend naar een vergeelde foto van mijn vader als jonge man. ‘Hij was niet altijd zo,’ fluisterde ze. Ik durfde niets te zeggen.

Het was pas maanden later dat ik de waarheid ontdekte. Ik was bezig met het opruimen van vaders spullen toen ik achterin zijn oude ladekast een doos vond, vol brieven en vergeelde foto’s. Op één foto stond mijn vader als jonge jongen, samen met een vrouw die ik niet kende. Ze zaten aan een houten tafel, beiden met een kop koffie voor zich. Op de achterkant stond in sierlijke letters: “Voor altijd samen – jouw zus, Lotte.”

Mijn hart bonsde in mijn keel. Zus? Mijn vader had nooit over een zus gesproken. Ik begon de brieven te lezen – stuk voor stuk handgeschreven door Lotte aan mijn vader, soms vrolijk, soms wanhopig. Uit de brieven bleek dat Lotte en mijn vader samen opgroeiden in een klein dorpje in Friesland, waar hun ouders arm waren en vaak ruzie hadden.

Eén brief sprong eruit:

“Lieve Jan,

Weet je nog die ochtend dat we stiekem zout in moeders koffie deden? Ze lachte eindelijk weer eens… Sindsdien doe ik altijd een beetje zout in mijn koffie, zodat ik aan jou denk als we later misschien ver uit elkaar zijn.”

Ik las verder en ontdekte dat Lotte op haar zestiende uit huis was weggelopen na een grote ruzie met hun ouders. Mijn vader had haar daarna nooit meer gezien.

Ik voelde me misselijk. Waarom had hij dit nooit verteld? Waarom wist mijn moeder dit niet? Of wist ze het wel?

Die avond confronteerde ik haar ermee. Ze keek me lang aan, haar ogen rood van het huilen.

‘Ik heb het altijd geweten,’ zei ze zacht. ‘Maar je vader kon er niet over praten. Hij voelde zich schuldig omdat hij haar niet had kunnen tegenhouden.’

‘Maar waarom dan dat zout?’ vroeg ik.

Ze glimlachte droevig. ‘Het was zijn manier om haar bij zich te houden.’

De weken daarna kon ik nergens anders aan denken. Alles wat ik dacht te weten over mijn vader voelde ineens wankel. Was hij altijd zo stil geweest omdat hij haar miste? Had hij daarom nooit echt contact gezocht met mij?

Op een avond droomde ik over hem. We zaten samen aan tafel, zoals vroeger, en hij schonk koffie in voor ons allebei. Hij keek me aan en zei: ‘Soms moet je iets vreemds doen om iemand niet te vergeten.’

Na die droom besloot ik Lotte te zoeken. Het kostte me maanden speurwerk – telefoontjes naar oude kennissen van mijn vader, archieven doorspitten, Facebookgroepen afstruinen – maar uiteindelijk vond ik haar adres in Groningen.

Met knikkende knieën stond ik op een koude novemberdag voor haar deur. Een vrouw met dezelfde blauwe ogen als mijn vader deed open.

‘Ben jij… Anne?’ vroeg ze aarzelend.

Ik knikte.

Ze liet me binnen en we praatten urenlang over vroeger, over mijn vader, over alles wat verloren was gegaan door trots en zwijgen.

Toen ik die avond thuiskwam, zette ik voor het eerst sinds maanden weer koffie voor mezelf – en strooide er een snufje zout in.

Het smaakte nog steeds vreselijk.

Maar deze keer moest ik huilen.

Nu, jaren later, denk ik vaak terug aan die ochtenden met mijn vader aan tafel. Ik begrijp nu dat sommige geheimen te zwaar zijn om alleen te dragen – en dat liefde soms op de vreemdste manieren wordt getoond.

Hebben jullie ook zulke familiegeheimen die pas na jaren aan het licht kwamen? En hoe ga je verder als je ontdekt dat je ouders niet de mensen waren die je dacht dat ze waren?