Wanneer buren een last worden: Mijn verhaal over grenzen en verloren vriendschap

‘Marloes, kun je vanmiddag weer even op Sophie passen? Ik heb écht een belangrijke afspraak bij de tandarts.’

De stem van Anouk klinkt gehaast, bijna dwingend, door de dunne muur die onze huizen scheidt. Ik staar naar mijn telefoon, haar appje op het scherm. Mijn zoontje Daan zit op de grond met zijn houten treinbaan, onbewust van de spanning die zich in mijn borst nestelt. Het is de derde keer deze week dat ze vraagt of ik wil oppassen. Mijn vingers zweven boven het toetsenbord. Wat moet ik antwoorden?

‘Sorry Anouk, vandaag komt het eigenlijk niet zo goed uit…’ typ ik, maar ik wis het weer. Ik weet hoe ze zal reageren: teleurgesteld, misschien zelfs een beetje boos. Ze rekent op mij. We zijn tenslotte vriendinnen, toch?

Het begon allemaal zo onschuldig. Twee jaar geleden, toen onze kinderen bijna tegelijk geboren werden, vonden we elkaar in de gedeelde chaos van slapeloze nachten en luiers. We dronken samen koffie op haar balkon, keken toe hoe onze baby’s in de box speelden en deelden onze onzekerheden over moederschap. Anouk was grappig, direct en altijd in voor een spontaan uitje naar het park.

Maar langzaam veranderde er iets. Haar man werkte steeds vaker over en Anouk stond er veel alleen voor. Ze begon vaker te vragen of Sophie bij ons kon spelen. Eerst vond ik het gezellig – Daan had een speelkameraadje en ik voelde me nuttig. Maar naarmate de maanden verstreken, werden haar verzoeken frequenter en dringender.

‘Je bent toch thuis, Marloes? Voor jou is het toch geen moeite?’

Die zin bleef hangen. Alsof mijn tijd minder waard was omdat ik parttime werkte en zij fulltime moeder was. Ik slikte mijn irritatie weg en zei altijd ja. Tot vandaag.

Die middag zit ik met Daan op de bank als Anouk onverwacht voor de deur staat. Haar gezicht staat gespannen.

‘Waarom reageer je niet op mijn berichtjes?’ vraagt ze zonder omhaal.

‘Ik… eh… had het druk met Daan,’ stamel ik.

Ze zucht diep. ‘Marloes, ik heb je echt nodig. Je weet hoe zwaar het is alleen met Sophie. Jij begrijpt dat toch?’

Ik voel hoe mijn wangen rood worden. ‘Anouk, ik help je graag, maar het wordt me soms gewoon te veel. Ik heb ook mijn eigen dingen…’

Ze kijkt me aan alsof ik haar heb verraden. ‘Dus nu laat je me gewoon zitten?’

De stilte die volgt is ondraaglijk. Daan kijkt van mij naar haar, zijn blauwe ogen groot van verwarring.

Na die dag verandert er iets tussen ons. De appjes worden kortaf, de spontane koffiemomenten verdwijnen. Op straat groet ze me vluchtig, haar blik glijdt langs me heen alsof ik lucht ben.

Mijn man Jeroen merkt het op tijdens het avondeten.

‘Wat is er met Anouk aan de hand? Jullie waren toch zo close?’

Ik zucht en vertel hem alles. Hoe ik me schuldig voel als ik nee zeg, hoe ik bang ben haar kwijt te raken maar ook mezelf verlies in haar verwachtingen.

‘Je mag best je grenzen aangeven,’ zegt hij zacht. ‘Je bent niet haar oppas.’

Maar het schuldgevoel blijft knagen. In de weken die volgen probeer ik het goed te maken: ik nodig haar uit voor koffie, bied aan om Sophie een middag mee te nemen naar de speeltuin. Maar Anouk houdt de boot af.

Op een dag hoor ik haar praten met een andere buurvrouw in de tuin.

‘Marloes? Die laat je gewoon vallen als het haar niet uitkomt,’ zegt ze hardop.

Mijn hart slaat over. Ik voel tranen prikken achter mijn ogen – van woede, verdriet en schaamte tegelijk.

Die avond zit ik alleen op het balkon met een kop thee. De stad ruist om me heen, maar in mijn hoofd is het stil. Ik denk aan alle keren dat ik mezelf heb weggecijferd voor anderen – niet alleen voor Anouk, maar ook voor mijn familie, collega’s, zelfs vreemden in de supermarkt.

Mijn moeder zei vroeger altijd: ‘Een goede buur is beter dan een verre vriend.’ Maar wat als die buur je leegzuigt? Waar trek je de grens tussen helpen uit liefde en jezelf verliezen uit plichtsgevoel?

Een paar weken later belt Anouk onverwacht aan. Ze staat met Sophie op haar arm, haar ogen rood van het huilen.

‘Het spijt me,’ zegt ze zacht. ‘Ik heb je teveel gevraagd. Ik… ik voel me soms zo alleen.’

Ik nodig haar binnen uit. We praten urenlang – over verwachtingen, over grenzen, over hoe moeilijk het is om hulp te vragen én te geven zonder jezelf te verliezen.

Het is geen magische oplossing; onze vriendschap blijft broos en anders dan voorheen. Maar er is iets veranderd: ik durf nu vaker nee te zeggen zonder me schuldig te voelen. En Anouk zoekt vaker steun bij anderen – of bij zichzelf.

Soms kijk ik naar Daan en Sophie die samen spelen in de tuin en vraag ik me af: hoeveel geef je op voor een ander voordat je jezelf kwijtraakt? En wie ben je nog als je altijd alleen maar geeft?