Vrienden Lachen Me Uit: Mijn Vriend Neemt Kant-en-Klare Maaltijden Mee Naar Mijn Huis

‘Weet je zeker dat je dit wilt blijven pikken, Noor?’ De stem van mijn vriendin Sanne galmt nog na in mijn hoofd terwijl ik de plastic bakjes uit de tas van Daan haal. Het is vrijdagavond, buiten regent het zachtjes tegen het raam van mijn kleine appartement in Utrecht. Daan staat in de deuropening, zijn jas nog aan, zijn blik op zijn telefoon gericht. ‘Ik dacht, misschien is het handig als ik gewoon wat meeneem,’ zegt hij zonder op te kijken. ‘Je zei toch dat boodschappen doen zo duur werd?’

Ik voel hoe mijn wangen rood worden. Niet van woede, maar van schaamte. Niet alleen omdat Daan weer kant-en-klare maaltijden heeft meegenomen – nasi goreng en een bakje huzarensalade – maar vooral omdat ik niet weet hoe ik hierover moet beginnen zonder dat het klinkt alsof ik ondankbaar ben. Mijn vrienden lachen me uit als ik vertel dat ik steeds vaker opdraai voor het eten. ‘Je bent toch geen moederkloek?’ had Sanne gezegd, haar wenkbrauwen hoog opgetrokken.

‘Wil je wat drinken?’ vraag ik zachtjes. Daan knikt afwezig en ploft op de bank. Ik schenk twee glazen cola in en zet ze op tafel. De stilte tussen ons is ongemakkelijk. Ik denk aan de keren dat we samen uit eten gingen en altijd de rekening splitsten, zelfs als hij drie biertjes meer had gedronken dan ik. Aan de keren dat hij bij mij bleef slapen omdat hij “toch niks te doen had thuis”, terwijl ik de volgende ochtend vroeg op moest voor mijn werk bij de bibliotheek.

‘Noor, kom je?’ roept Daan vanuit de woonkamer. Ik zet me over mijn ergernis heen en ga naast hem zitten. Hij pakt de afstandsbediening en zoekt een film uit. ‘Heb je nog iets gehoord van je moeder?’ vraagt hij plotseling.

Ik schrik even van de vraag. Mijn moeder had vorige week nog gevraagd wanneer ze Daan weer zou zien. Ze vond hem aardig, maar had haar twijfels. ‘Hij lijkt zo weinig initiatief te nemen,’ had ze voorzichtig gezegd tijdens het eten. ‘Weet je zeker dat hij bij je past?’

‘Nee, niet echt,’ lieg ik. Ik wil niet weer een discussie over Daan beginnen. Ik wil gewoon een rustige avond.

De film begint, maar ik kan me niet concentreren. Mijn gedachten dwalen af naar het gesprek met mijn vrienden vorige week in het café aan de Oudegracht.

‘Noor, je moet gewoon eerlijk zijn,’ zei Lisa terwijl ze haar cappuccino roerde. ‘Vraag hem gewoon om mee te betalen voor de boodschappen. Dat is toch normaal als je samen eet?’

‘Maar straks vindt hij me gierig,’ had ik geantwoord.

‘Gierig? Je bent juist te goed voor hem!’ riep Sanne uit.

Nu, terug in mijn woonkamer, kijk ik naar Daan die met volle mond lacht om een grap in de film. Ik voel me leeg. Is dit liefde? Of ben ik gewoon bang om alleen te zijn?

Na de film ruim ik zwijgend de bakjes op. Daan blijft op de bank liggen en scrollt door zijn Instagram. Ik hoor hem zachtjes lachen om een filmpje van zijn vrienden.

‘Ik ga morgen trouwens met Bas en Joris naar Ajax,’ zegt hij plotseling zonder op te kijken.

‘Oh,’ antwoord ik, terwijl ik het aanrecht schoonmaak. ‘Leuk.’

‘Dus ik blijf niet slapen vannacht.’

Ik knik, maar voel een steek van teleurstelling. Waarom voelt het alsof ik altijd tweede keus ben?

Die nacht lig ik wakker in bed. De regen tikt nog steeds tegen het raam. In mijn hoofd herhaal ik het gesprek dat ik met Daan wil voeren, maar nooit durf te beginnen.

De volgende ochtend besluit ik het toch te proberen. Als Daan zijn jas aantrekt om te vertrekken, hou ik hem tegen bij de deur.

‘Daan, mag ik iets vragen?’

Hij kijkt me verbaasd aan. ‘Tuurlijk.’

‘Zou je misschien… soms kunnen helpen met de boodschappen? Of… misschien samen koken in plaats van altijd die kant-en-klare maaltijden?’

Hij fronst zijn wenkbrauwen. ‘Vind je dat erg dan?’

Ik slik. ‘Nou ja, het wordt gewoon best duur zo. En… het voelt soms alsof alles op mij neerkomt.’

Daan zucht diep en kijkt weg. ‘Noor, als je dat zo voelt, dan zeg je dat toch gewoon eerder? Ik dacht dat jij het leuk vond om te koken.’

‘Dat vind ik ook wel… soms,’ zeg ik zachtjes.

Hij haalt zijn schouders op. ‘Oké, dan neem ik voortaan wel wat mee of betaal ik mee. Maar maak er alsjeblieft geen drama van.’

Zijn woorden snijden dieper dan bedoeld. Alsof mijn gevoelens een last zijn die hij liever ontwijkt.

Als hij weg is, bel ik Sanne.

‘En? Heb je het gevraagd?’

‘Ja… maar het voelde niet goed,’ zeg ik terwijl ik uit het raam kijk naar de natte straat beneden.

‘Noor, waarom blijf je bij hem?’ vraagt ze voorzichtig.

Ik weet het niet meer. Misschien omdat het makkelijker is dan alleen zijn? Of omdat ik hoop dat hij ooit verandert?

De dagen erna verandert er weinig. Daan komt minder vaak langs en als hij er is, lijkt hij afwezig. We praten minder, lachen minder. Mijn appartement voelt leger dan ooit.

Op een avond zit ik alleen aan tafel met een bord pasta voor me. Ik denk aan vroeger, aan hoe verliefd we waren toen we elkaar ontmoetten op Koningsdag in Amsterdam. Hoe hij me liet lachen tot mijn buik pijn deed en we samen droomden over reizen naar Italië en samenwonen in een huisje aan de Vecht.

Nu voelt alles zwaar en stroef. Alsof we twee vreemden zijn die toevallig dezelfde bank delen.

Een week later belt Daan onverwachts aan.

‘Kunnen we praten?’ vraagt hij zonder omwegen.

We gaan zitten aan tafel. Hij kijkt me lang aan voordat hij begint te praten.

‘Noor… Ik denk dat we allebei niet gelukkig zijn zo.’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen, maar knik alleen maar.

‘Misschien moeten we even afstand nemen,’ zegt hij zachtjes.

Het voelt alsof iemand een touw doorknipt waar ik me al maanden krampachtig aan vasthield.

Als hij weg is, huil ik voor het eerst in maanden echt hard. Niet alleen om hem, maar vooral om mezelf – om alles wat ik heb opgegeven om deze relatie te laten werken.

De dagen daarna voel ik me leeg maar ook opgelucht. Langzaam begin ik weer adem te halen zonder dat alles zwaar voelt.

Op een middag zit ik met Sanne en Lisa op een terras in de zon.

‘Je verdient zoveel beter,’ zegt Lisa terwijl ze haar hand op mijn arm legt.

Ik glimlach flauwtjes en kijk naar de mensen die voorbij fietsen.

Misschien is liefde niet genoeg als je jezelf kwijtraakt onderweg.

Hebben jullie ooit iets opgeofferd voor iemand anders – en wanneer wist je dat het genoeg was? Waar trek jij de grens tussen geven en jezelf verliezen?