Op het scherp van de snede: Mijn strijd tussen trouw en verlangen
‘Jeroen, waar ben je nou? Het eten wordt koud!’ De stem van Sophie galmt door het huis, haar toon licht geïrriteerd. Ik staar naar mijn telefoon, de chat met Anouk nog open. Mijn vingers trillen. “Kom eraan!” roep ik, maar mijn stem klinkt schor, alsof ik net wakker ben. In werkelijkheid ben ik al uren wakker, gevangen in een web van gedachten dat steeds strakker om me heen trekt.
Het begon allemaal zo onschuldig. Anouk, mijn nieuwe collega op kantoor in Utrecht, lachte naar me tijdens de lunchpauze. ‘Jij lijkt me zo iemand die altijd alles onder controle heeft,’ zei ze, terwijl ze haar haar achter haar oor streek. Ik lachte ongemakkelijk. ‘Dat valt wel mee hoor,’ antwoordde ik, maar haar blik bleef hangen. Die middag stuurde ze me een berichtje: “Zin om na het werk een biertje te doen?”
Ik weet nog hoe ik twijfelde. Sophie en ik waren al tien jaar samen, sinds onze studententijd in Groningen. We hadden samen een huis gekocht in Amersfoort, twee kinderen – Daan van zeven en Lotte van vier – en een leven dat op papier perfect leek. Maar ergens onderweg was er iets geslopen tussen ons. De gesprekken gingen steeds vaker over boodschappen, schoolroosters en wie de vuilnis buiten zou zetten.
‘Pap, kom je?’ Daan staat in de deuropening met zijn knuffel onder zijn arm. Zijn ogen zijn groot en verwachtingsvol. Ik glimlach geforceerd. ‘Ja jongen, ik kom eraan.’ Maar mijn gedachten zijn nog bij Anouk. Aan die avond in het café, hoe ze haar hand even op de mijne legde toen ze lachte om mijn slechte grap. Hoe ik haar geur rook toen ze dichterbij kwam om iets in mijn oor te fluisteren.
‘Je bent er met je hoofd niet bij,’ zegt Sophie als ik eindelijk aan tafel schuif. Ze kijkt me aan, haar blik scherp maar ook bezorgd. ‘Is er iets op je werk?’
Ik schud mijn hoofd te snel. ‘Nee hoor, gewoon druk.’
Ze zucht en schept wat aardappels op haar bord. ‘Je hoeft niet altijd alles alleen te doen, Jeroen.’
Die nacht lig ik wakker naast haar. Haar ademhaling is rustig, maar ik voel de afstand tussen ons als een kloof in het matras. Mijn telefoon trilt zachtjes op het nachtkastje. “Kan niet slapen… Denk aan vanmiddag,” stuurt Anouk.
Ik typ terug: “Ik ook.”
Vanaf dat moment is niets meer hetzelfde. Overdag probeer ik me te concentreren op mijn werk – rapporten, vergaderingen, targets – maar telkens dwalen mijn gedachten af naar Anouk. Haar lach, haar stem, de manier waarop ze naar me kijkt alsof ik bijzonder ben.
Thuis word ik steeds stiller. Sophie merkt het natuurlijk meteen. ‘Wat is er toch met je?’ vraagt ze op een avond als we samen op de bank zitten. De kinderen slapen eindelijk en het huis is stil.
‘Niets,’ lieg ik weer.
Ze draait zich naar me toe. ‘Jeroen… Ik ken je langer dan vandaag. Je bent veranderd.’
Ik voel de paniek opkomen. ‘Het is gewoon stress op het werk.’
Ze knikt langzaam, maar haar ogen blijven op mij gericht, zoekend naar iets wat ik niet kan geven.
De weken verstrijken en het contact met Anouk wordt intenser. We spreken af na werktijd, zogenaamd voor een project dat dringend af moet. Maar we praten nauwelijks over werk. Ze vertelt over haar scheiding, haar eenzaamheid in haar flatje aan de rand van de stad.
‘Soms denk ik dat niemand me echt ziet,’ zegt ze zachtjes.
Ik slik. ‘Ik zie je wel.’
Ze glimlacht verdrietig en legt haar hand op mijn knie.
Op een avond kust ze me ineens. Het is kort, maar alles verandert. Ik trek me terug, verward en schuldig.
‘Sorry,’ fluister ik.
‘Je hoeft je niet te verontschuldigen,’ zegt ze zacht.
Thuis ruik ik Sophies parfum als ik binnenkom. Ze zit aan de keukentafel met een glas wijn, haar ogen rood van het huilen.
‘Waar was je?’ vraagt ze zonder op te kijken.
‘Op kantoor… Het project…’ Mijn stem breekt.
Ze kijkt me aan, recht in mijn ziel. ‘Jeroen… Liever een pijnlijke waarheid dan een mooie leugen.’
Ik wil iets zeggen, maar de woorden blijven steken in mijn keel.
De dagen daarna zijn ijzig stil thuis. Sophie praat nauwelijks tegen me, Daan vraagt waarom mama zo verdrietig is en Lotte huilt vaker dan normaal.
Op een zaterdagmiddag barst alles los. Sophie staat in de keuken als ik binnenkom.
‘Wil je scheiden?’ vraagt ze plotseling.
Ik schrik van haar directheid. ‘Nee… Ik weet het niet…’
Ze draait zich om, tranen in haar ogen. ‘Waarom dan? Waarom doe je dit?’
Ik kan het niet uitleggen. Hoe leg je uit dat je jezelf kwijt bent geraakt? Dat je hunkert naar iets wat je niet eens kunt benoemen?
‘Het spijt me,’ fluister ik.
Ze slaat haar handen voor haar gezicht en begint te snikken.
Die nacht slaap ik op de bank. Daan komt naar beneden en kruipt tegen me aan.
‘Papa, ga je weg?’ vraagt hij zachtjes.
Mijn hart breekt in duizend stukjes. ‘Nee jongen… Papa blijft hier.’ Maar zelfs terwijl ik het zeg weet ik niet of het waar is.
De weken daarna probeer ik alles goed te maken. Ik neem vrij van mijn werk, breng de kinderen naar school, kook voor Sophie, stuur Anouk een bericht dat het voorbij is – dat het nooit had mogen gebeuren.
Maar Sophie blijft afstandelijk. ‘Ik weet niet of ik je ooit nog kan vertrouwen,’ zegt ze op een avond terwijl we samen aan tafel zitten.
‘Geef me tijd,’ smeek ik.
Ze knikt, maar haar ogen zijn leeg.
Op een dag vind ik een briefje op het aanrecht: “Ik ben bij mijn moeder.” Geen kusje eronder zoals vroeger.
Ik staar naar het briefje en voel hoe de paniek weer opkomt. Heb ik alles kapotgemaakt? Kan liefde ooit herstellen als vertrouwen eenmaal gebroken is?
’s Avonds zit ik alleen aan tafel met een koud bord eten voor me. De stilte in huis is oorverdovend.
Was het verlangen naar iets nieuws het waard? Of heb ik alles verloren wat er echt toe deed?
Soms vraag ik me af: hoeveel leugens kan een hart verdragen voordat het breekt? Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?