Het zwijgen tussen ons: Hoe geld onze liefde veranderde
‘Dus jij vindt dat ik het niet kan?’ Bas’ stem trilt, maar zijn blik is vastberaden. Ik sta in de keuken, mijn handen om een kop thee geklemd, terwijl de regen zachtjes tegen het raam tikt. Mijn hart bonkt in mijn keel.
‘Dat zeg ik niet, Bas. Maar…’ Mijn stem stokt. Ik wil niet weer diezelfde discussie voeren. Niet na een dag vol werk, boodschappen en de kinderen ophalen van de BSO. Maar het is alsof we gevangen zitten in een eindeloze herhaling van hetzelfde gesprek.
Bas werkt als docent op een middelbare school in Amersfoort. Ik ben projectmanager bij een groot marketingbureau in Utrecht. Mijn salaris is bijna het dubbele van het zijne, iets waar ik me nooit voor geschaamd heb. Totdat Bas drie maanden geleden plotseling voorstelde om “de financiën wat eerlijker te verdelen”.
‘Eerlijker?’ had ik toen herhaald, mijn wenkbrauwen opgetrokken.
‘Ja,’ zei hij. ‘Ik wil ook verantwoordelijkheid dragen. Niet alleen maar afhankelijk zijn van jouw overzichtjes en Excel-bestanden.’
In het begin vond ik het nobel. Misschien zelfs aantrekkelijk. Maar nu, weken later, voel ik me vooral buitengesloten. Bas heeft alle bankpassen in zijn portemonnee gestopt en beheert de gezamenlijke rekening alsof het zijn persoonlijke project is. Elke uitgave wordt besproken, elke bon gecontroleerd. Zelfs voor een nieuwe jas voor onze dochter Lotte moest ik toestemming vragen.
‘Het gaat niet om kunnen, Bas,’ probeer ik nu weer. ‘Het gaat om vertrouwen. Om samen beslissen.’
Hij zucht diep en draait zich om naar het raam. ‘Je vertrouwt me gewoon niet.’
Ik wil hem tegenspreken, maar de woorden blijven steken. Misschien heeft hij gelijk. Misschien vertrouw ik hem inderdaad niet met iets wat voor mij altijd een bron van zekerheid is geweest.
De stilte die volgt is zwaar. We horen alleen het zachte getik van de regen en het gezoem van de koelkast. Lotte komt binnen gerend, haar blonde haren nat van de regen.
‘Mama, mag ik een koekje?’
Voordat ik kan antwoorden, zegt Bas: ‘Nee, lieverd. Het is bijna etenstijd.’
Lotte kijkt teleurgesteld naar mij, maar ik knik alleen maar. Ik voel me machteloos in mijn eigen huis.
’s Avonds lig ik wakker naast Bas. Zijn rug naar mij toe, zijn ademhaling zwaar en onregelmatig. Ik denk aan vroeger, aan onze studententijd in Groningen. Hoe we samen droomden van een huisje met een tuin, twee kinderen en verre reizen naar Italië of Frankrijk. Geld was toen nooit een probleem – we hadden het allebei niet.
Nu lijkt geld alles te bepalen.
De volgende ochtend schuifelen we om elkaar heen in de keuken. Bas smeert boterhammen voor Lotte en Daan, ik zoek mijn sleutels en probeer niet te laat te komen op mijn werk. We zeggen niets tegen elkaar.
Op kantoor probeer ik me te concentreren op een belangrijke presentatie, maar mijn gedachten dwalen steeds af naar thuis. Mijn collega Sanne merkt het op tijdens de lunch.
‘Gaat het wel goed met je?’ vraagt ze voorzichtig.
Ik knik snel, maar haar blik zegt dat ze me niet gelooft.
‘Wil je erover praten?’
En voor ik het weet, vertel ik haar alles. Over Bas, over het geld, over hoe ik me buitengesloten voel in mijn eigen gezin.
‘Dat klinkt heftig,’ zegt Sanne zachtjes. ‘Maar waarom laat je hem alles bepalen? Jullie zijn toch partners?’
Ik haal mijn schouders op. ‘Hij zegt dat hij zich minderwaardig voelt omdat ik meer verdien. Dat hij ook iets wil bijdragen.’
Sanne knikt begrijpend. ‘Maar bijdragen betekent toch niet controleren? Misschien moet je dat met hem bespreken.’
Thuisgekomen tref ik Bas aan de keukentafel met een stapel bonnetjes voor zich uitgespreid. Hij kijkt niet op als ik binnenkom.
‘Bas… kunnen we praten?’ vraag ik voorzichtig.
Hij zucht en schuift een stoel naar achteren. ‘Waarover?’
‘Over ons. Over hoe dit nu gaat.’
Hij kijkt me eindelijk aan, zijn ogen rood van vermoeidheid of misschien van ingehouden tranen.
‘Ik doe echt mijn best, Marloes,’ zegt hij zachtjes. ‘Maar het voelt alsof jij altijd alles beter weet.’
Mijn hart breekt een beetje bij die woorden.
‘Dat is niet zo,’ fluister ik. ‘Ik wil gewoon samen beslissen. Niet dat één van ons alles bepaalt.’
Hij knikt langzaam. ‘Misschien… misschien moeten we hulp zoeken.’
Het woord hangt zwaar tussen ons in: hulp zoeken. Alsof we gefaald hebben als stel.
Maar ergens voel ik ook opluchting.
De weken daarna praten we met een relatietherapeut in Utrecht. Het is ongemakkelijk en pijnlijk om onze problemen zo openlijk te bespreken, maar langzaam leren we weer luisteren naar elkaar.
We maken nieuwe afspraken: elke maand samen de financiën doornemen, grote uitgaven altijd samen bespreken en – het belangrijkste – elkaar weer vertrouwen geven.
Het gaat niet vanzelf. Er zijn nog steeds dagen waarop we zwijgend naast elkaar aan tafel zitten, elk verzonken in onze eigen gedachten.
Maar soms, als Lotte en Daan lachen om een grapje van Bas of als we samen op zondag door het bos wandelen, voel ik weer even hoe het was toen geld nog geen muur tussen ons vormde.
En toch… Soms vraag ik me af: hoeveel invloed mag geld eigenlijk hebben op liefde? Is het ooit mogelijk om echt gelijkwaardig te zijn als de één meer verdient dan de ander?
Misschien hebben jullie daar wel een antwoord op…