Een Wandeling Na Werk: Geheimen Tussen de Regendruppels
‘Gabriel, heb je even?’ Madeline’s stem klonk onverwacht zacht achter me terwijl ik mijn laptop dichtklapte. Ik keek op, haar groene ogen stonden gespannen. ‘Ik… eh, wilde vragen of je zin hebt om na het werk een stukje te lopen. Even frisse lucht halen na al dat getuur naar cijfers.’
Mijn eerste reactie was ongemak. Ik ben niet iemand die snel met collega’s optrekt, zeker niet sinds de meeste van mijn vrienden hun eigen gezinnen hebben en sociale uitjes zeldzaam zijn geworden. Bovendien was het de laatste tijd thuis onrustig. Willow, mijn vrouw, leek steeds verder van me af te drijven. Ze kwam laat thuis, was kortaf, en haar telefoon leek belangrijker dan ooit.
‘Eh… ja, is goed,’ hoorde ik mezelf zeggen. Misschien was het juist goed om even uit de sleur te stappen.
De regen tikte zachtjes op de stoeptegels toen we het kantoor verlieten. Madeline trok haar jas wat dichter om zich heen. ‘Weet je,’ begon ze, ‘ik vind het hier nog lastig wennen. Iedereen lijkt zo op zichzelf.’
Ik knikte. ‘Het is ook niet echt een bruisende plek. Iedereen doet z’n ding en gaat weer naar huis.’
Ze glimlachte flauwtjes. ‘En jij? Heb jij het naar je zin?’
Die vraag verraste me meer dan ik wilde toegeven. ‘Ik weet het niet zo goed,’ zei ik eerlijk. ‘Het werk is oké, maar…’
‘Maar thuis loopt het niet lekker?’ vulde ze aan.
Ik keek haar scherp aan. ‘Hoe weet je dat?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Je kijkt vaak naar je telefoon alsof je wacht op een bericht dat niet komt. En je lacht minder dan de eerste weken dat ik hier was.’
Ik voelde me betrapt en tegelijkertijd opgelucht. Alsof iemand eindelijk zag wat ik probeerde te verbergen.
‘Willow en ik… we praten nauwelijks nog,’ gaf ik toe. ‘Ze is altijd weg of druk met haar eigen dingen. Soms vraag ik me af of ze nog wel van me houdt.’
Madeline bleef even stil. We liepen langs het kanaal, de lantaarns weerspiegelden in het donkere water.
‘Weet je,’ zei ze zacht, ‘ik heb iets soortgelijks meegemaakt met mijn ex. Het begint altijd met kleine dingen. Minder praten, minder aanraken… tot je op een dag beseft dat je vreemden bent geworden.’
Haar woorden sneden onverwacht diep. Ik dacht aan Willow’s blik als ze thuiskwam: afwezig, moe, soms zelfs geïrriteerd als ik iets vroeg over haar dag.
‘Denk je dat ze iemand anders heeft?’ vroeg Madeline plotseling.
Ik schrok van haar directheid. ‘Dat… weet ik niet,’ stamelde ik. ‘Ik wil het niet geloven.’
Ze keek me aan met een mengeling van medelijden en iets wat ik niet kon plaatsen. ‘Soms is het beter om de waarheid onder ogen te zien dan jezelf voor de gek te houden.’
We liepen verder in stilte. Mijn gedachten tolden. Was ik echt zo naïef geweest? Had ik de signalen genegeerd?
Plotseling trilde mijn telefoon. Een bericht van Willow: “Ben laat thuis. Maak je geen zorgen.” Geen kusje, geen hartje, niets.
‘Wil je erover praten?’ vroeg Madeline voorzichtig.
Ik knikte langzaam. ‘Ik weet niet meer hoe ik haar moet bereiken. Alles wat ik doe lijkt verkeerd.’
Ze legde haar hand even op mijn arm. ‘Misschien moet je haar gewoon vragen wat er aan de hand is.’
‘En als ze zegt dat ze niet meer van me houdt?’
Madeline zuchtte diep. ‘Dan weet je tenminste waar je aan toe bent.’
We kwamen bij een bruggetje waar we stil bleven staan. De regen was opgehouden en in de verte hoorde ik het zachte gerinkel van een fietsbel.
‘Waarom heb jij eigenlijk gesolliciteerd bij ons kantoor?’ vroeg ik om het onderwerp te verleggen.
Ze glimlachte wrang. ‘Omdat ik weg moest uit Amsterdam. Mijn ex werd… lastig na onze breuk. Hier in Utrecht ken ik niemand, behalve nu jou.’
Er viel een stilte vol begrip en ongemak.
‘Sorry,’ zei ze zacht, ‘ik wilde je niet belasten met mijn problemen.’
‘Nee,’ zei ik snel, ‘het is juist fijn om met iemand te praten die begrijpt hoe het voelt.’
We liepen langzaam terug richting kantoor. Mijn hoofd was vol vragen en onzekerheden.
Thuis was het stil toen ik binnenkwam. Willow zat op de bank met haar laptop op schoot.
‘Hoi,’ zei ik voorzichtig.
Ze keek nauwelijks op. ‘Hoi.’
‘Hoe was je dag?’ probeerde ik.
‘Druk,’ mompelde ze zonder op te kijken.
Ik voelde de afstand tussen ons groeien met elke seconde die verstreek.
‘Willow… kunnen we praten?’ vroeg ik uiteindelijk.
Ze zuchtte en sloot haar laptop met een klap. ‘Waarover?’
‘Over ons,’ zei ik zacht.
Ze keek me eindelijk aan, haar ogen moe en koud. ‘Wat wil je horen, Gabriel? Dat alles goed is? Dat ik gelukkig ben?’
Ik slikte moeizaam. ‘Ben je gelukkig?’
Ze keek weg en wreef over haar voorhoofd. ‘Ik weet het niet meer.’
Die woorden kwamen harder aan dan ik had verwacht.
‘Is er iemand anders?’ vroeg ik met trillende stem.
Ze zweeg lang voordat ze antwoordde. ‘Nee… maar soms denk ik dat het makkelijker zou zijn als dat wel zo was.’
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Alles wat ik dacht te weten over ons leven leek ineens wankel.
De dagen daarna voelde alles anders op kantoor. Madeline keek me soms vragend aan, maar liet me verder met rust. Ik merkte dat ik haar aanwezigheid miste als ze er niet was — iets wat me schuldig maakte tegenover Willow.
Op een vrijdagmiddag kwam Madeline naar mijn bureau. ‘Wil je dit weekend iets doen? Gewoon als vrienden.’
Ik aarzelde even, maar knikte toen toch.
We spraken af in een klein café aan de Oudegracht. Het gesprek ging over alles behalve onze problemen thuis of op werk: muziek, boeken, reizen die we ooit wilden maken.
Na afloop liepen we samen naar buiten en bleef ze even staan onder een lantaarnpaal.
‘Gabriel…’ begon ze aarzelend, ‘ik weet dat dit ingewikkeld is, maar… soms voelt het alsof jij de enige bent die mij echt ziet.’
Ik voelde iets in mij verschuiven — verlangen naar verbinding, naar gezien worden.
Maar toen dacht ik aan Willow thuis op de bank, verloren in haar eigen wereld.
‘Madeline…’ zei ik zacht, ‘ik weet niet of ik dit kan.’
Ze knikte begrijpend en glimlachte droevig. ‘Soms is eerlijkheid het moeilijkste wat er is.’
Thuis wachtte Willow me op in de keuken.
‘Gabriel…’ zei ze voordat ik iets kon zeggen, ‘ik denk dat we hulp moeten zoeken. Samen.’
Voor het eerst in weken voelde ik hoop — broos en onzeker, maar toch hoop.
Nu zit ik hier aan onze keukentafel en vraag me af: hoeveel geheimen kan een mens dragen voordat hij breekt? En hoe weet je wanneer het tijd is om los te laten — of juist te vechten voor wat ooit vanzelfsprekend leek?