Een Nummer Uit Het Verleden: De Dag Dat Alles Veranderde
‘Waarom bel ik eigenlijk? Wat verwacht ik te horen na al die jaren?’ Mijn vingers trilden terwijl ik het oude, bijna uitgewiste nummer intoetste. De geur van vergeeld papier hing nog in mijn neus van het moment dat ik de agenda uit de doos op zolder had gehaald. Mijn hart bonsde in mijn keel. ‘Misschien neemt hij niet eens op. Misschien is hij verhuisd, of erger nog…’
De telefoon ging over. Eén keer. Twee keer. Drie keer. Ik wilde ophangen, maar toen hoorde ik zijn stem, ouder maar onmiskenbaar: ‘Met Jeroen.’
Even was ik sprakeloos. ‘Eh… Jeroen? Met Marloes.’
Een stilte, zo zwaar dat ik dacht dat hij op zou hangen. Maar toen, zachtjes, bijna fluisterend: ‘Marloes… Ik dacht net aan jou.’
Ik wist niet of ik droomde of dat hij een grap maakte. Dertig jaar waren voorbijgegaan sinds die zomer in Scheveningen, waar we samen op het strand zaten en beloofden elkaar nooit te vergeten. Maar het leven had andere plannen. Ik was getrouwd met Erik, kreeg twee kinderen, verhuisde naar Utrecht en stopte Jeroen weg in een doos met het label ‘jeugd’.
‘Hoe… hoe gaat het met je?’ vroeg ik uiteindelijk, mijn stem breekbaar.
Hij lachte kort, bitter. ‘Dat is een lange vraag na zoveel tijd. Maar ik leef nog. En jij?’
‘Ik ook,’ zei ik, terwijl ik naar de foto keek van mijn gezin op de schouw. ‘Maar soms vraag ik me af of ik echt leef.’
Hij zweeg even. ‘Waarom bel je nu?’
Ik slikte. ‘Ik weet het niet. Ik vond je nummer in een oude agenda. Het voelde alsof het moest.’
‘Sommige dingen laten je nooit los, hè?’
Die avond kon ik niet slapen. Erik lag naast me te snurken, nietsvermoedend. Mijn gedachten draaiden om Jeroen, om wat had kunnen zijn. De volgende ochtend zat ik aan de keukentafel met mijn dochter Sanne van zeventien.
‘Mam, waarom kijk je zo raar?’ vroeg ze.
‘Niets lieverd, gewoon slecht geslapen.’
Ze rolde met haar ogen en pakte haar telefoon. Typisch puber. Maar haar blik bleef hangen op de oude agenda die nog op tafel lag.
‘Wat is dat?’
‘Een oude agenda van mama,’ zei ik snel.
Ze bladerde erin en grinnikte om de krabbels en hartjes bij sommige namen. ‘Wie is Jeroen?’
Mijn hart sloeg over. ‘Een oude vriend.’
‘Je hebt hem gebeld, hè?’ Ze keek me doordringend aan.
‘Hoe weet jij dat nou weer?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Je kijkt alsof je een geheim hebt.’
Ik lachte ongemakkelijk en probeerde het onderwerp te veranderen, maar het bleef knagen. Die dag stuurde Jeroen een berichtje: “Wil je afspreken? Alleen om te praten.”
Mijn handen trilden weer toen ik antwoordde: “Ja.”
We spraken af in een klein café aan de Oudegracht in Utrecht. Toen ik hem zag, herkende ik hem meteen, ondanks de rimpels en het grijze haar. Zijn ogen waren nog steeds hetzelfde: warm, nieuwsgierig, een beetje ondeugend.
‘Marloes,’ zei hij zacht.
‘Jeroen.’
We praatten urenlang over vroeger, over wat er misging, over wat we misten. Hij vertelde over zijn scheiding, zijn zoon die hij nauwelijks zag. Ik vertelde over Erik, over hoe we uit elkaar groeiden zonder het echt te merken.
‘Denk je ooit aan wat had kunnen zijn?’ vroeg hij.
Ik knikte, tranen prikten achter mijn ogen. ‘Elke dag een beetje.’
Toen ik thuiskwam was Erik al thuis van zijn werk. Hij keek me onderzoekend aan.
‘Waar was je?’
‘Met een oude vriendin koffie drinken,’ loog ik.
Hij knikte langzaam maar zijn blik bleef hangen op mijn gezicht.
Die nacht droomde ik van Jeroen en mij op het strand van Scheveningen, jong en zorgeloos. Toen ik wakker werd voelde alles grijs en zwaar.
De dagen daarna werd het geheim tussen mij en Jeroen groter. We appten, belden stiekem als Erik niet thuis was. Sanne merkte het als eerste.
‘Mam, is er iets met jou en papa?’ vroeg ze op een avond terwijl ze haar huiswerk maakte.
‘Nee hoor,’ zei ik te snel.
Ze keek me aan met die volwassen blik die ze soms kon hebben. ‘Je hoeft niet te liegen.’
Ik voelde me betrapt en schuldig tegelijk.
Op een zaterdagmiddag stond Erik ineens voor me in de keuken terwijl ik appte met Jeroen.
‘Met wie ben je zo druk aan het appen?’ vroeg hij.
Ik schrok en legde mijn telefoon weg. ‘Gewoon… Sanne’s mentor.’
Hij pakte mijn telefoon en las vluchtig het scherm voordat ik hem kon tegenhouden.
‘Jeroen? Wie is dat?’ Zijn stem was scherp.
Het was alsof alles instortte. Ik kon niet meer liegen.
‘Een oude liefde,’ fluisterde ik.
Erik staarde me aan alsof hij me voor het eerst zag. ‘Ben je ongelukkig met mij?’
Ik huilde. Alles kwam eruit: de sleur, het gemis, de vragen die nooit beantwoord werden.
Erik liep weg zonder iets te zeggen. Die nacht sliep hij op de bank.
De weken daarna waren ijzig koud in huis. Sanne en haar broertje Thomas voelden de spanning maar wisten niet wat ze moesten zeggen.
Op een avond zat ik alleen in de woonkamer toen Sanne naast me kwam zitten.
‘Mam… wil je weg bij papa?’
Ik wist het niet meer. Alles wat ooit zo zeker leek, was nu vloeibaar geworden.
Jeroen stuurde: “Ik wil je niet kapotmaken, Marloes.”
Maar was het niet al kapot? Of was dit juist de kans om eindelijk mezelf te zijn?
Op een regenachtige dag stond ik voor Jeroens deur in Den Haag. Hij deed open en zonder iets te zeggen viel ik hem in de armen.
We praatten urenlang over alles wat ons tegenhield: schuldgevoelens tegenover onze kinderen, angst voor spijt, verlangen naar vrijheid.
‘Misschien is het te laat voor ons,’ zei hij zacht.
‘Of misschien is dit precies het juiste moment,’ antwoordde ik.
Toen ik thuiskwam wachtte Erik me op in de keuken.
‘Wat ga je doen?’ vroeg hij zonder boosheid, alleen verdriet in zijn stem.
Ik wist het niet zeker, maar één ding wist ik wel: ik kon niet meer terug naar hoe het was.
Nu zit ik hier, alleen in mijn nieuwe appartement in Utrecht, luisterend naar de regen tegen het raam. Soms mis ik Erik verschrikkelijk; soms verlang ik naar Jeroen; soms wil ik gewoon mezelf terugvinden zonder iemand anders erbij.
Hebben we ooit echt afscheid genomen van onze jeugd? Of blijven we altijd verlangen naar wat verloren is gegaan? Wat zouden jullie doen als je verleden ineens weer voor je deur staat?