Achter Gesloten Deuren: De Waarheid over Mark’s Nachten bij Sophie
‘Waarom ruik je naar haar parfum, Mark?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer krachtig te klinken. Mark draait zich langzaam om, zijn blik ontwijkt de mijne. ‘Waar heb je het over, Eva?’
Mijn hart bonkt in mijn borstkas. Ik weet precies waar ik het over heb. Drie jaar lang heb ik hem alles gegeven: mijn vertrouwen, mijn dromen, mijn toekomst. En nu sta ik hier, in onze kleine woonkamer in Utrecht, met de geur van Sophie’s zoete parfum nog in mijn neusgaten.
‘Je was weer bij haar, hè? Bij Sophie.’ Mijn stem breekt. Ik zie hoe zijn schouders zakken. Hij zegt niets. Het is alsof de stilte tussen ons groeit en alles opslokt wat ooit licht was.
Mijn gedachten razen. Hoe vaak heb ik mezelf voor de gek gehouden? Hoe vaak heb ik zijn late avonden afgedaan als ‘werk’ of ‘voetbal met de jongens’? Maar diep vanbinnen wist ik het. Iets klopte niet. Zijn telefoon die altijd op stil stond, de plotselinge geheimzinnigheid, de manier waarop hij haar naam uitsprak – alsof ze een geheim deelden waar ik nooit bij zou kunnen.
‘Eva, het is niet wat je denkt,’ zegt hij uiteindelijk zacht. Maar zijn woorden klinken hol. Ik voel tranen branden achter mijn ogen.
‘Vertel me dan wat het wél is, Mark! Waarom ben je daar steeds? Waarom kom je midden in de nacht thuis?’
Hij zucht diep en wrijft met zijn hand over zijn gezicht. ‘Sophie… ze heeft het moeilijk. Haar moeder is ziek, en ze heeft niemand anders.’
Ik lach bitter. ‘En jij bent haar redder? Haar nachtheld? Terwijl je mij hier laat zitten met al mijn vragen?’
Hij kijkt me eindelijk aan, zijn ogen rood van vermoeidheid – of is het schuld? ‘Ik wilde je niet kwetsen, Eva. Sophie en ik… we zijn gewoon vrienden. Dat weet je toch?’
Maar ik weet niets meer zeker. Alles wat ik dacht te weten over hem, over ons, lijkt ineens op drijfzand te staan.
Die nacht slaap ik niet. Ik staar naar het plafond terwijl Mark naast me ligt, zijn rug naar mij toe. In het donker hoor ik zijn ademhaling – langzaam, zwaar. Ik vraag me af of hij slaapt of net als ik wakker ligt, gevangen in spijt en onzekerheid.
De volgende ochtend besluit ik dat ik Sophie moet ontmoeten. Niet om haar te confronteren, maar om eindelijk te begrijpen wat er tussen hen speelt. Ik stuur haar een berichtje: ‘Kunnen we praten?’
Ze antwoordt vrijwel meteen: ‘Natuurlijk. Kom vanmiddag langs.’
Mijn handen trillen als ik aanbellen bij haar appartement in Lombok. Sophie doet open met een glimlach die niet helemaal haar ogen bereikt. Ze ziet er moe uit, ouder dan ik me herinner van de foto’s die Mark me ooit liet zien.
‘Kom binnen,’ zegt ze zacht.
Haar huis ruikt naar verse koffie en iets bitters – misschien medicijnen. Op tafel liggen stapels papieren en een halflege mok thee.
‘Wil je iets drinken?’ vraagt ze.
‘Nee, dankje.’ Mijn stem klinkt schor.
We zitten tegenover elkaar aan de keukentafel. Even is het stil.
‘Ik weet waarom je hier bent,’ zegt Sophie uiteindelijk. ‘Mark heeft je niet alles verteld, hè?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Nee.’
Ze zucht en kijkt naar haar handen. ‘Het is waar dat mijn moeder ziek is. Maar dat is niet de enige reden dat Mark hier komt.’
Mijn hart slaat een slag over.
‘We… we hebben veel meegemaakt samen,’ vervolgt ze. ‘Meer dan jij misschien weet. Toen we zestien waren…’ Ze slikt even. ‘Toen zijn vader overleed, was hij wekenlang elke dag bij mij thuis. Mijn moeder werd een soort tweede moeder voor hem.’
Ik voel jaloezie prikken in mijn borstkas.
‘Maar dat is toch jaren geleden?’ fluister ik.
Sophie knikt langzaam. ‘Ja, maar sommige banden verdwijnen nooit helemaal.’ Ze kijkt me recht aan. ‘Er is niets romantisch tussen ons, Eva. Echt niet. Maar Mark vertrouwt mij met dingen die hij jou misschien niet durft te vertellen.’
Ik voel me ineens klein en buitengesloten.
‘Waarom dan al die geheimzinnigheid? Waarom vertelt hij mij niet gewoon wat er speelt?’
Sophie glimlacht droevig. ‘Omdat hij bang is om jou kwijt te raken als je weet hoe zwak hij zich soms voelt.’
Die woorden blijven hangen in de lucht tussen ons.
Als ik thuiskom, zit Mark op de bank met zijn hoofd in zijn handen. Hij kijkt op als ik binnenkom.
‘En?’ vraagt hij zacht.
Ik ga naast hem zitten en pak zijn hand vast – voor het eerst in weken voelt het weer als vroeger.
‘Waarom vertrouw je mij niet genoeg om eerlijk te zijn?’ vraag ik.
Hij haalt diep adem en kijkt me aan met een blik vol pijn en spijt.
‘Omdat ik bang ben dat je me niet meer wilt als je ziet hoe zwak ik ben,’ fluistert hij.
Mijn hart breekt opnieuw – maar nu op een andere manier.
‘Mark… Ik wil jou, niet een perfecte versie van jou.’ Mijn stem trilt van emotie.
Hij knijpt in mijn hand en voor het eerst in lange tijd huilen we samen – niet van verdriet om wat verloren is gegaan, maar van hoop dat er nog iets te redden valt.
Toch blijft er iets knagen diep vanbinnen: kan liefde bestaan zonder volledig vertrouwen? Of is eerlijkheid soms pijnlijker dan leugens?
Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond? Is het mogelijk om opnieuw te beginnen als het fundament zo wankel voelt?