Ik dacht dat trouwen op mijn zestigste een sprookje zou zijn, maar de werkelijkheid was heel anders

‘Waarom moet je nou zo nodig trouwen, mam? Alsof je niet genoeg hebt meegemaakt,’ snauwde mijn dochter Marieke terwijl ze haar kopje thee met een klap op tafel zette. Haar ogen fonkelden van woede en verdriet. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. Het was de avond voor mijn huwelijk met Kees, en in plaats van blijdschap hing er een loodzware spanning in de lucht.

Ik keek haar aan, zoekend naar begrip. ‘Marieke, ik ben niet dood. Ik wil nog leven, liefhebben. Kees maakt me gelukkig.’ Mijn stem trilde, maar ik probeerde vastberaden te klinken. Ze draaide haar hoofd weg en staarde uit het raam naar de regen die tegen het glas tikte.

Mijn zoon Jeroen zat zwijgend naast haar, zijn handen gevouwen in zijn schoot. Hij zei niets, maar zijn stilte sprak boekdelen. Sinds hun vader, mijn eerste man Willem, vijf jaar geleden aan kanker was overleden, was het gezin uit elkaar gevallen. Ik had geprobeerd de draad weer op te pakken, maar het gemis bleef knagen. Toen ontmoette ik Kees tijdens een cursus schilderen in het buurthuis in Amersfoort. Zijn lach was warm, zijn handen stevig. Voor het eerst sinds jaren voelde ik me weer gezien.

Maar nu, op de drempel van een nieuw leven, voelde ik me verscheurd tussen mijn kinderen en mijn eigen geluk. Die nacht lag ik wakker in bed. Kees sliep rustig naast me, zijn ademhaling gelijkmatig. Ik draaide me om en staarde naar het plafond. Wat als Marieke gelijk had? Was ik egoïstisch? Of verdiende ik ook nog een beetje geluk?

De volgende ochtend was het huis gevuld met de geur van verse koffie en zenuwen. Mijn zus Els kwam binnen met een grote bos bloemen. ‘Je ziet er prachtig uit, zus,’ zei ze terwijl ze me stevig omhelsde. Maar zelfs haar warmte kon de kilte tussen mij en mijn kinderen niet verdrijven.

De ceremonie in het stadhuis was klein, intiem. Kees kneep zachtjes in mijn hand toen we onze geloften uitspraken. Ik voelde tranen branden achter mijn ogen, niet alleen van geluk maar ook van verdriet om wat ik achterliet. Marieke zat achterin de zaal, haar gezicht strak. Jeroen keek weg toen ik hem zocht.

Na de plechtigheid volgde een bescheiden receptie bij ons thuis. De sfeer was gespannen. Mijn kleindochter Sophie kwam voorzichtig naar me toe en fluisterde: ‘Oma, ben je nu echt gelukkig?’ Haar grote blauwe ogen keken me vragend aan. Ik knikte en trok haar dicht tegen me aan.

Maar de weken daarna werd het niet makkelijker. Marieke belde nauwelijks meer. Als ze langskwam, was het kort en zakelijk. ‘Ik kom alleen voor Sophie,’ zei ze eens bot toen Kees haar vriendelijk begroette. Jeroen dook weg in zijn werk en stuurde af en toe een appje: ‘Druk, mam. Komt wel weer.’

Kees deed zijn best om zich aan te passen aan mijn familie. Hij bakte pannenkoeken voor Sophie, bood Jeroen een biertje aan tijdens voetbal op tv, maar het bleef ongemakkelijk. Op een avond hoorde ik hem zuchten toen hij dacht dat ik sliep. ‘Ze willen me niet,’ fluisterde hij tegen zichzelf.

Ik voelde me verscheurd tussen twee werelden die elkaar afstootten als magneten met dezelfde pool. Mijn liefde voor Kees groeide, maar het schuldgevoel vrat aan me. Op een dag barstte de bom.

Het was tijdens het verjaardagsfeestje van Sophie. Marieke had alles georganiseerd en mij nauwelijks betrokken. Toen Kees binnenkwam met een cadeau voor Sophie – een zelfgemaakt schilderijtje – trok Marieke haar dochter weg en siste: ‘Dat hoeft niet van jou.’

Kees keek mij aan, gekwetst en verloren. Ik voelde woede opborrelen. ‘Marieke, dit is niet eerlijk! Kees hoort nu bij ons gezin!’ riep ik uit.

‘Nee mam,’ antwoordde ze fel, ‘hij hoort bij jou, niet bij ons.’

De kamer werd ijzig stil. Jeroen stond op en liep zonder iets te zeggen naar buiten.

Die avond zat ik alleen in de keuken, mijn handen trillend om een kop thee die allang koud was geworden. Kees kwam naast me zitten en legde zijn hand op de mijne.

‘Misschien hadden we dit niet moeten doen,’ zei hij zacht.

‘Wil je weg?’ vroeg ik met een brok in mijn keel.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, maar ik wil niet dat jij moet kiezen.’

Maar kiezen moest ik wel. De maanden daarna probeerde ik bruggen te bouwen die steeds weer instortten. Marieke bleef afstandelijk, Jeroen werd onbereikbaar.

Op een dag kreeg Kees pijn op de borst. In het ziekenhuis bleek het mee te vallen – stress, zeiden ze – maar het bracht alles in perspectief. Wat als ik hem zou verliezen? Of mijn kinderen voorgoed kwijt zou raken?

Ik besloot Marieke op te zoeken. Ze deed aarzelend open.

‘Mam…’

‘Mag ik even binnenkomen?’ vroeg ik zacht.

We zaten zwijgend aan haar keukentafel tot zij brak.

‘Ik mis papa zo,’ snikte ze opeens.

‘Ik ook,’ fluisterde ik terug.

‘Het voelt alsof je hem vergeet als je met Kees bent.’

‘Dat doe ik niet, lieverd,’ zei ik terwijl ik haar hand pakte. ‘Maar ik wil ook niet vergeten te leven.’

Langzaam begon er iets te veranderen tussen ons. Het bleef stroef, maar er kwam ruimte voor gesprek – over verlies, over liefde, over opnieuw beginnen.

Jeroen bleef afstandelijker, maar stuurde op een dag een foto van zichzelf met Kees bij een voetbalwedstrijd: ‘Was gezellig.’ Het was geen verzoening, maar wel een begin.

Nu zit ik vaak in de tuin met Kees, kijkend naar de bloemen die we samen planten. Soms voel ik nog steeds die pijn van gemis – naar Willem, naar hoe het ooit was met mijn kinderen – maar ook dankbaarheid voor wat er nu is.

Is geluk op latere leeftijd egoïstisch? Of is het juist moedig om opnieuw te durven kiezen voor liefde? Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen je eigen geluk en dat van je familie?