Bubbels op de Stoep: Het Onvergetelijke Badkuipfeest van Vrienden

“Jongens, zijn jullie helemaal gek geworden?” De stem van mijn buurvrouw, mevrouw Van Dijk, galmt over de stoep. Ik kijk haar aan, terwijl het schuim langzaam over de rand van onze oude gietijzeren badkuip glijdt en zich een weg baant naar het putje in de straat. Mijn vrienden – Jasper, Lotte en Sven – proesten het uit. Ik voel het warme water langs mijn benen en probeer serieus te blijven. Maar hoe kan je serieus blijven als je met drie volwassen mensen in een badkuip zit, midden op de stoep van de Van Oldenbarneveltstraat in Utrecht?

Het begon allemaal als een grap. Jasper had die oude badkuip op Marktplaats gevonden voor een tientje. “Zullen we hem vullen met schuim en gewoon… buiten neerzetten?” had hij gegrapt tijdens onze vrijdagavondborrel. Lotte was meteen enthousiast. “Waarom niet? Het leven is al saai genoeg!” En zo stonden we daar, op een zwoele zaterdagavond, met emmers warm water uit mijn huis, liters badschuim en een verlengsnoer voor de waterkoker.

De eerste minuten waren magisch. Mensen liepen langs, keken verbaasd, sommigen lachten, anderen schudden hun hoofd. Een groepje kinderen kwam nieuwsgierig dichterbij. “Mag ik ook?” vroeg er eentje, terwijl zijn moeder hem snel weg trok. We proostten met plastic bekers vol goedkope prosecco en zongen luidkeels mee met de muziek uit Jaspers bluetooth speaker.

Maar naarmate de avond vorderde, veranderde de sfeer. Mevrouw Van Dijk was niet de enige die zich stoorde. Meneer De Groot van nummer 14 kwam naar buiten, zijn gezicht op onweer. “Dit is toch geen camping!” riep hij. “Straks glijdt iemand uit over dat schuim!”

Ik voelde me ineens schuldig. Was dit te ver gegaan? Maar Lotte trok me terug in het moment. “Kom op, Maarten! We doen niemand kwaad.” Toch merkte ik dat de blikken van de buren steeds vijandiger werden. Zelfs Jasper leek even te twijfelen.

Toen gebeurde het onvermijdelijke: een politieauto stopte aan het einde van de straat. Twee agenten stapten uit en liepen op ons af. Mijn hart bonkte in mijn keel. “Goedenavond,” zei de vrouwelijke agent vriendelijk maar streng. “Kunnen jullie uitleggen wat hier aan de hand is?”

Sven probeerde het luchtig te houden: “We vieren gewoon het leven, agent!” De agent glimlachte flauwtjes. “Dat mag, maar misschien niet midden op straat.”

We moesten de badkuip opruimen. Samen sleepten we hem terug naar mijn voortuin, terwijl het schuim als een spoor achter ons aan kroop. De buren keken toe, sommigen opgelucht, anderen nog steeds boos.

Toen we uiteindelijk binnen zaten, druipend nat en nog nahijgend van het lachen én de spanning, viel het even stil. Jasper keek me aan. “Misschien zijn we toch een beetje te ver gegaan.” Lotte haalde haar schouders op. “Of misschien zijn we gewoon te weinig gewend aan gekkigheid.”

Die nacht lag ik wakker in bed. Had ik mijn buren echt zo lastiggevallen? Of was dit juist wat onze saaie straat nodig had? Ik dacht aan de kinderen die hadden gelachen, aan het gevoel van vrijheid in dat stomme bad, aan de vriendschap die we voelden.

De volgende ochtend stond er een briefje onder mijn deur: ‘Volgende keer graag iets minder schuim – maar wel bedankt voor het lachen! Groet, mevrouw Van Dijk.’

Ik glimlachte. Misschien hadden we toch iets losgemaakt in deze straat vol routine.

Wat is erger: af en toe overlast veroorzaken door plezier te maken, of altijd maar netjes binnen de lijntjes kleuren? Wat zouden jullie doen als je buren ineens met een badkuip vol schuim op straat zaten?