Slapeloos en Koken: Een Nacht van Reflectie

‘Waarom heb je het gedaan, Mark?’ fluister ik in het donker, terwijl ik een ui snijd en de tranen over mijn wangen stromen. Niet alleen van de ui, maar vooral van de pijn die nog steeds als een schaduw over mijn leven hangt. Het is half drie ’s nachts. De stilte in huis is oorverdovend, alleen onderbroken door het zachte tikken van de klok en het sissen van de ui in de pan. Mijn handen trillen. Ik weet niet eens waarom ik nu sta te koken, behalve dat ik niet kan slapen. Slapeloosheid is mijn nieuwe metgezel sinds Mark me vorig jaar verliet voor een jongere vrouw.

De kinderen slapen boven. Lotte, vijftien, heeft haar koptelefoon altijd op, zelfs in haar slaap lijkt het wel. En Bram, twaalf, mompelt soms in zijn slaap. Ik vraag me af of hij over zijn vader droomt. Of over mij. Of over die avond dat alles uit elkaar viel.

‘Mam, waarom schreeuwden jullie zo?’ had Bram die avond gevraagd, zijn stem bibberig terwijl hij in de deuropening stond. Mark stond tegenover me, zijn gezicht bleek, zijn handen in zijn zakken. ‘Het spijt me,’ zei hij zacht, maar zijn ogen weken uit naar het raam. Alsof hij daarbuiten een uitweg zocht.

‘Je vader…’ begon ik, maar mijn stem brak. Hoe leg je aan een kind uit dat zijn vader niet meer terugkomt? Dat hij gekozen heeft voor iemand anders? Iemand die geen herinneringen deelt aan vakanties op Texel of aan de geur van versgebakken appeltaart op zondagmiddag?

Nu, in deze nachtelijke keuken, voel ik de leegte naast me aan tafel. De plek waar Mark altijd zat met zijn krant en koffie. Soms hoor ik nog zijn stem in mijn hoofd: ‘Sanne, je maakt je te druk.’ Maar was dat zo? Of was ik gewoon te blind om te zien wat er speelde?

De geur van gebakken ui vult de keuken. Ik pak een blik tomatenpuree en giet het in de pan. Het pruttelt zachtjes. Ik denk terug aan onze eerste jaren samen. Hoe we elkaar ontmoetten op Koningsdag in Utrecht. Hoe hij me liet lachen met zijn flauwe grappen en hoe we samen droomden over een huisje aan de Vecht.

‘Sanne, ik hou van je,’ zei hij toen we net getrouwd waren, zijn hand stevig om de mijne geklemd. ‘We gaan samen oud worden.’

Wat is er gebeurd met die belofte? Wanneer is liefde veranderd in verwijt en afstand? Was het toen ik na Lotte’s geboorte zo moe was dat ik geen aandacht meer voor hem had? Of toen hij steeds vaker laat thuiskwam van zijn werk bij de gemeente?

Ik hoor mijn moeder’s stem in mijn hoofd: ‘Je moet sterk blijven voor de kinderen.’ Maar wat als sterk zijn betekent dat je jezelf verliest? Dat je elke nacht wakker ligt en je afvraagt wat je fout hebt gedaan?

De voordeur kraakt plotseling. Mijn hart slaat over. Maar het is alleen de wind. Ik lach schamper om mezelf. Paranoïde geworden door maanden van onzekerheid.

Mijn zus Marieke zei laatst: ‘Je moet hem loslaten, San.’ Maar hoe laat je iemand los die zo’n groot deel van je leven was? Iemand met wie je alles hebt gedeeld – vreugde, verdriet, hoop, teleurstelling?

Ik zet het vuur lager en leun tegen het aanrecht. Mijn blik valt op een foto op de koelkast: wij vieren Sinterklaas, Mark met een mijter op zijn hoofd, Lotte en Bram gierend van het lachen. Ik voel een steek in mijn borst.

Mijn telefoon trilt op tafel. Een appje van Lotte: ‘Mam, kun je zachter doen? Ik hoor je beneden.’

Ik glimlach flauwtjes en typ terug: ‘Sorry lieverd, ga maar weer slapen.’

Ik vraag me af of Lotte boos is op haar vader. Ze zegt er weinig over. Ze sluit zich op in haar kamer, luistert naar muziek en praat vooral met haar vriendinnen. Soms hoor ik haar huilen als ze denkt dat ik het niet merk.

Bram is stiller geworden sinds Mark weg is. Hij stelt weinig vragen, maar als hij thuiskomt uit school kijkt hij altijd even naar de voordeur, alsof hij hoopt dat zijn vader daar ineens zal staan.

‘Mam, komt papa morgen?’ vroeg hij vorige week tijdens het eten.

‘Nee lieverd,’ zei ik zacht. ‘Papa woont nu ergens anders.’

Hij knikte alleen maar en prikte in zijn aardappels.

Ik voel me schuldig tegenover hen allebei. Alsof ik heb gefaald als moeder omdat ik hun gezin niet bij elkaar heb kunnen houden.

De saus pruttelt verder. Ik proef een lepel – te zout. Typisch. Alles lijkt uit balans sinds Mark weg is.

Plotseling hoor ik voetstappen op de trap. Lotte verschijnt in de deuropening, haar ogen rood van het huilen.

‘Mam… kun je niet slapen?’

Ik schud mijn hoofd en open mijn armen. Ze komt naar me toe en laat zich tegen me aan zakken.

‘Ik mis hem zo,’ fluistert ze.

‘Ik ook,’ zeg ik eerlijk.

We staan daar samen in de keuken, omringd door de geur van eten en herinneringen die pijn doen.

‘Waarom deed hij dit?’ vraagt ze zacht.

Ik heb geen antwoord. Alleen tranen die eindelijk komen na maanden van proberen sterk te zijn.

‘Misschien… misschien was hij gewoon niet gelukkig,’ zeg ik uiteindelijk.

Lotte snikt zachtjes en ik streel haar haar.

‘Gaat het ooit minder pijn doen?’ vraagt ze.

‘Ik hoop het,’ fluister ik terug.

We blijven zo staan tot Bram ook beneden komt, slaperig en verward.

‘Wat doen jullie?’ vraagt hij.

‘Nachtelijk koken,’ zeg ik met een glimlach die meer pijn dan vreugde verraadt.

Hij schuift aan tafel en kijkt naar ons allebei.

‘Kunnen we morgen pannenkoeken eten?’ vraagt hij ineens.

Lotte lacht door haar tranen heen en knikt.

‘Ja mam, laten we dat doen.’

En zo zitten we daar midden in de nacht – drie mensen die ooit een gezin waren met z’n vieren – etend van koude pasta en elkaars verdriet delend.

Als ze weer naar boven gaan blijf ik achter in de keuken. De stilte keert terug, maar voelt minder zwaar nu we samen hebben gehuild.

Ik kijk naar buiten, naar de lege straat onder het oranje licht van de lantaarnpalen.

Was dit onvermijdelijk? Had ik iets kunnen doen om het te voorkomen? Of is dit gewoon hoe het leven soms loopt – met gebroken beloften en nieuwe nachten vol hoop?

Wat denken jullie? Is loslaten echt mogelijk – of dragen we altijd iets mee van wie we ooit liefhadden?