Zes Jaar op de Bank: Mijn Huwelijk met een Bankhanger

‘Bas, kun je alsjeblieft even komen eten?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer het niet te laten merken. Vanuit de woonkamer hoor ik het bekende gemopper. ‘Ja, straks. Ik ben net thuis, Sanne. Even rust, oké?’

Ik kijk naar de dampende pannen op tafel, de kaarsjes die ik heb aangestoken in de hoop dat het ons dichter bij elkaar brengt. Maar Bas blijft liggen, zijn blik vastgeplakt aan het scherm waar alweer een voetbalwedstrijd opstaat. Zes jaar geleden was hij anders. Toen lachten we samen om slechte grappen, maakten we plannen voor verre reizen en droomden we over een huisje aan de rand van Utrecht. Nu lijkt het alsof hij alleen nog maar leeft voor zijn werk en de bank.

‘Mam, mag ik alvast beginnen?’ vraagt onze dochter Lotte zachtjes. Ze is acht en heeft haar bord al volgeschept met aardappelpuree. Ik knik en glimlach flauwtjes. ‘Ja hoor, lieverd.’

Elke avond hetzelfde ritueel: ik kook, Bas ploft neer, Lotte eet stilletjes en ik probeer de stilte te vullen met verhalen over mijn dag. Maar Bas hoort ze niet eens. Soms denk ik dat hij niet eens meer weet wat mijn lievelingskleur is, of dat ik bang ben in het donker.

Na het eten ruim ik op. Bas blijft liggen. Soms hoor ik hem zachtjes snurken, soms zapt hij doelloos verder. Ik voel me onzichtbaar in mijn eigen huis. Mijn moeder zei altijd: ‘Sanne, je moet niet alles pikken.’ Maar wat moet je doen als je van iemand houdt die zichzelf niet meer lijkt te zijn?

Op een avond barst ik uit. ‘Bas, zo kan het niet langer! Je doet niks meer! Je leeft alleen nog maar op die bank!’

Hij kijkt me aan met die vermoeide ogen. ‘Wat wil je dan? Ik werk de hele dag keihard. Mag ik dan alsjeblieft even ontspannen?’

‘Ontspannen? Je leeft niet meer! Je bent alleen nog maar aan het overleven!’

Lotte begint te huilen. Ik voel me schuldig, maar ook opgelucht dat het er eindelijk uit is.

De dagen erna is het ijzig stil in huis. Bas zegt weinig, Lotte trekt zich terug op haar kamer en ik voel me schuldig én boos tegelijk. Op mijn werk bij de bibliotheek probeer ik mijn gedachten te ordenen, maar zelfs tussen de boeken vind ik geen antwoorden.

Op een zaterdagmiddag komt mijn zus Marieke langs. Ze kijkt me doordringend aan terwijl ze haar jas ophangt. ‘San, je ziet eruit alsof je elk moment kunt instorten.’

Ik barst in tranen uit. ‘Ik weet niet meer wat ik moet doen. Ik voel me zo alleen.’

Marieke zucht en pakt mijn hand vast. ‘Je hoeft dit niet alleen te doen. Maar je moet wel kiezen: blijf je wachten tot hij verandert, of kies je voor jezelf?’

Die nacht lig ik wakker naast Bas, die zachtjes snurkt. Ik denk aan vroeger, aan hoe hij me verraste met bloemen op mijn verjaardag, hoe we samen door de regen fietsten naar het station omdat we te laat waren voor de trein naar Amsterdam. Waar is die man gebleven?

Op zondag probeer ik het opnieuw. ‘Bas, wil je alsjeblieft met mij en Lotte mee naar het bos? Even eruit?’

Hij bromt iets onverstaanbaars en draait zich om op de bank.

Lotte kijkt me smekend aan. ‘Mam, kunnen wij gewoon gaan?’

Dus we gaan samen, zonder Bas. In het bos rent Lotte lachend tussen de bomen door. Ik adem diep in en voel voor het eerst in maanden een sprankje vrijheid.

Thuisgekomen ligt Bas nog steeds op dezelfde plek. De televisie staat nu op een Netflix-serie die hij al drie keer heeft gezien.

‘Bas, zo kan het niet langer,’ zeg ik zachtjes terwijl Lotte boven haar huiswerk maakt.

Hij kijkt me aan, zijn ogen rood van vermoeidheid of misschien van verdriet.

‘Ik weet het ook niet meer, Sanne,’ zegt hij eindelijk. ‘Ik ben gewoon zo moe…’

‘Maar waarom? Wat maakt je zo moe?’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Het werk… alles… Ik voel me leeg.’

Voor het eerst zie ik niet alleen de bankhanger, maar ook de man die vastzit in zichzelf.

We besluiten samen naar een relatietherapeut te gaan. De eerste sessie is ongemakkelijk; Bas praat nauwelijks en ik huil bijna alles bij elkaar. Maar langzaam komen er woorden los: over verwachtingen, teleurstellingen, dromen die zijn vervaagd.

‘Ik ben bang dat je me verlaat,’ zegt Bas op een dag zachtjes tegen me in de auto na een sessie.

‘Ik ben bang dat ik mezelf verlies als ik blijf,’ antwoord ik eerlijk.

De maanden erna proberen we kleine dingen te veranderen: samen wandelen na het eten, één avond per week zonder televisie, praten over onze dag. Soms lukt het, soms vervalt Bas weer in zijn oude patroon.

Op een avond zit ik alleen aan tafel met een kop thee als Lotte naar beneden sluipt.

‘Mam? Gaan jullie uit elkaar?’

Mijn hart breekt bij haar vraag.

‘Ik weet het niet lieverd,’ fluister ik. ‘Maar wat er ook gebeurt, wij blijven altijd samen.’

De volgende ochtend vind ik Bas in de keuken met een pan pannenkoekenbeslag. Hij glimlacht onzeker.

‘Voor jou en Lotte,’ zegt hij zachtjes.

Het is geen wondermiddel, maar het is iets.

Zes jaar lang heb ik gewacht tot Bas opstond van die bank. Nu staan we allebei wankel op onze benen, zoekend naar balans tussen blijven en loslaten.

Soms vraag ik me af: hoeveel geduld kun je hebben met iemand van wie je houdt? En wanneer kies je voor jezelf?