Wat Je Niet Hoort, Kan Je Hart Breken: Het Verraad van een Vriend

‘Serieus, Daan? Is dit echt wat je denkt?’ Mijn stem trilt, maar ik kan het niet helpen. Mijn hart bonkt in mijn keel terwijl ik naar het scherm van mijn telefoon staar. De verbinding is nog steeds niet verbroken. Ik hoor Daan lachen, zijn stem klinkt anders dan wanneer hij met mij praat. ‘Ja joh,’ zegt hij tegen zijn vrouw, Marieke. ‘Altijd dat gezeur bij hen thuis. Die moeder van hem is zo’n bemoeial, en zijn zus… nou, die denkt echt dat ze alles beter weet.’

Ik voel hoe mijn gezicht warm wordt. Mijn handen trillen. Net vijf minuten geleden had ik Daan gebeld om hem en Marieke uit te nodigen voor een barbecue bij ons in de tuin in Amersfoort. Hij klonk enthousiast, lachte zelfs om mijn slechte grap over het weer. Maar nu hoor ik de waarheid. De woorden die nooit voor mijn oren bedoeld waren.

‘Waarom gaan we eigenlijk nog naar die barbecues?’ vraagt Marieke. ‘Het is altijd hetzelfde. Iedereen doet alsof ze zo gelukkig zijn, maar je voelt gewoon de spanning.’

Daan zucht. ‘Ach, het is gewoon makkelijk. Hij nodigt altijd uit, dan hoeven wij niks te organiseren. Maar eerlijk? Ik vind het daar helemaal niet gezellig meer.’

Ik druk de telefoon uit. Mijn ademhaling is snel en oppervlakkig. Ik voel me misselijk. Mijn hoofd bonkt van de spanning en ik weet niet of ik moet huilen of schreeuwen.

Die avond zit ik aan tafel met mijn ouders en mijn zus, Iris. Mijn moeder schuift een schaal met aardappels naar me toe. ‘Gaat het wel, Thomas? Je ziet zo bleek.’

Ik schud mijn hoofd. ‘Gewoon moe, mam.’

Iris kijkt me onderzoekend aan. ‘Je liegt,’ zegt ze zachtjes. ‘Wat is er gebeurd?’

Ik kan het niet zeggen. Niet nu, niet terwijl iedereen zo hun best doet om het gezellig te maken. Maar alles voelt nep. Elke lach, elk vriendelijk woord.

Later op mijn kamer staar ik naar het plafond. Mijn gedachten razen. Hoe lang denken ze al zo over ons? Hebben ze altijd gedaan alsof? Was die vriendschap ooit wel echt?

De volgende dag appt Daan: ‘Heb er zin in morgen! Zal ik nog iets meenemen?’

Mijn vingers zweven boven het scherm. Wat moet ik antwoorden? Moet ik doen alsof ik niets heb gehoord? Of moet ik hem ermee confronteren?

Ik besluit niets te zeggen en stuur alleen: ‘Nee hoor, alles is geregeld.’

Zondagmiddag staan Daan en Marieke in onze tuin alsof er niets aan de hand is. Ze lachen, maken grapjes met mijn vader, complimenteren mijn moeder over haar salade. Maar ik zie nu alles anders. Elk woord klinkt hol.

Tijdens het eten schuift Daan naast me aan tafel. ‘Heerlijk weer vandaag, hè? Echt perfect voor een barbecue.’

Ik knik alleen maar.

‘Alles goed met je?’ vraagt hij.

‘Prima,’ lieg ik.

De rest van de middag voel ik me een buitenstaander in mijn eigen huis. Ik let op elk detail: hoe Marieke haar ogen wegdraait als mijn moeder iets vertelt, hoe Daan steeds op zijn telefoon kijkt als Iris praat over haar studie.

Na afloop help ik mijn moeder met opruimen in de keuken.

‘Ze waren weer gezellig, hè?’ zegt ze opgewekt.

Ik slik. ‘Ja, mam.’

Die nacht kan ik niet slapen. De woorden van Daan echoën in mijn hoofd: “Altijd dat gezeur bij hen thuis.” Is dat hoe anderen ons zien? Ben ik zelf ook zo? Ik denk terug aan alle keren dat ik Daan heb geholpen met verhuizen, de keren dat hij bleef slapen na een ruzie thuis, de vakanties samen naar Zeeland.

Maandag op kantoor kan ik me niet concentreren. Mijn collega’s merken het.

‘Alles goed, Thomas?’ vraagt Jeroen bij de koffieautomaat.

‘Gewoon slecht geslapen,’ mompel ik.

Na het werk fiets ik langs de grachten van Amersfoort naar huis. Het regent zachtjes en de lucht ruikt naar nat asfalt en herfstbladeren. Ik denk aan vroeger, toen Daan en ik samen door deze straten fietsten na schooltijd, lachend om niks.

Thuis besluit ik Daan te bellen. Mijn hart bonkt als hij opneemt.

‘Hey man! Alles goed?’ klinkt zijn stem opgewekt.

‘Daan… kunnen we even praten? Echt praten?’

Er valt een stilte aan de andere kant.

‘Natuurlijk,’ zegt hij uiteindelijk.

Ik vertel hem wat ik heb gehoord. Hoe het voelde om zijn ware mening te horen over mij en mijn familie.

Daan is eerst stil. Dan zegt hij zacht: ‘Shit, Thomas… Dat was niet de bedoeling dat je dat hoorde.’

‘Maar je hebt het wel gezegd,’ zeg ik scherp.

‘Ja… Ja, dat klopt.’ Hij zucht diep. ‘Het spijt me echt. Soms zeg je dingen die je niet zo bedoelt…’

‘Maar je bedoelde het wel,’ onderbreek ik hem. ‘Je zei precies wat je dacht.’

Hij zwijgt weer.

‘Weet je,’ zeg ik uiteindelijk, ‘ik dacht altijd dat wij eerlijk tegen elkaar waren.’

‘Dat zijn we ook… meestal dan,’ mompelt hij.

‘Meestal is niet genoeg,’ zeg ik zacht.

We hangen op zonder afscheid te nemen.

De dagen daarna voel ik me leeg. Alsof er iets in mij kapot is gegaan wat niet meer te repareren valt. Mijn moeder merkt het aan me.

‘Wil je erover praten?’ vraagt ze voorzichtig terwijl ze thee voor me inschenkt.

Ik knik en vertel haar alles. Ze luistert zonder te onderbreken.

‘Soms,’ zegt ze als ik klaar ben, ‘laten mensen hun ware gezicht zien op momenten dat je het niet verwacht. Het doet pijn, maar misschien is het beter om te weten waar je aan toe bent.’

Iris komt naast me zitten en slaat een arm om me heen. ‘Je verdient vrienden die echt voor je zijn,’ fluistert ze.

Die avond verwijder ik Daan uit mijn contactenlijst. Het voelt als een afscheid van een deel van mezelf – van wie ik dacht dat ik was met hem aan mijn zijde.

Toch blijft er iets knagen: Had ik zelf ook zulke dingen gezegd over anderen? Ben ik net zo schuldig?

Misschien is dat wel het pijnlijkste van alles: dat we allemaal soms dingen zeggen die we niet menen – of juist wel – als we denken dat niemand luistert.

Hebben jullie ooit zoiets meegemaakt? Wat zou jij doen als je hoorde wat je vrienden écht over je denken?