Wanneer stilte valt tussen moeder en zoon: het verhaal van Anna en Matthijs

‘Waarom bel je me niet meer, Matthijs?’ Mijn stem trilt als ik de voicemail inspreek, wetend dat hij hem waarschijnlijk nooit zal beluisteren. De stilte in huis is oorverdovend sinds hij niet meer langskomt. Vroeger was hij altijd mijn kleine jongen, zelfs toen hij al lang en breed op kamers ging in Utrecht. Maar nu… nu lijkt het alsof ik hem voorgoed kwijt ben.

Het begon allemaal zo onschuldig. Matthijs was altijd een rustige jongen, een beetje op zichzelf, maar we hadden een band die niemand kon breken. Dacht ik. Totdat hij Sanne ontmoette. Ze was vriendelijk genoeg in het begin, met haar blonde haar en haar zachte stem. Maar er was iets in haar blik als ze naar mij keek, iets afstandelijks, bijna vijandigs.

‘Mam, ik denk dat ik deze kerst bij Sanne’s familie blijf,’ zei Matthijs op een koude novemberavond aan de telefoon. Ik voelde mijn hart samenkrimpen. ‘Maar Matthijs, we hebben altijd samen kerst gevierd…’
‘Ja, maar Sanne vindt het belangrijk om met haar ouders te zijn. En… misschien is het ook goed als ik wat meer op mezelf ben.’

Die woorden bleven dagenlang in mijn hoofd rondspoken. Wat bedoelde hij daarmee? Had ik iets verkeerd gedaan? Ik probeerde het te negeren, maar de afstand werd steeds groter. Appjes bleven onbeantwoord, telefoontjes gingen naar voicemail.

Op een dag stond Sanne ineens voor mijn deur. Ze keek me strak aan en zei: ‘Anna, Matthijs heeft ruimte nodig. Hij moet leren op eigen benen te staan. Misschien is het beter als jullie even geen contact hebben.’

Ik voelde de grond onder mijn voeten verdwijnen. ‘Maar… ik ben zijn moeder!’ riep ik uit.
‘Precies,’ zei ze koel. ‘En soms moet je een beetje loslaten.’

Vanaf dat moment werd de stilte tussen mij en Matthijs ondraaglijk. Ik probeerde mezelf af te leiden: ik ging vaker wandelen langs de Vecht, bakte appeltaarten voor de buren, las boeken die ik normaal nooit zou aanraken. Maar niets vulde het gat dat Matthijs had achtergelaten.

Mijn zus Marieke kwam vaak langs om me op te beuren. ‘Je moet hem laten gaan, Anna,’ zei ze dan zachtjes terwijl ze haar hand op mijn arm legde. ‘Hij komt wel terug.’
‘Maar wat als hij dat niet doet?’ snikte ik.

De dagen werden weken, de weken maanden. Op Facebook zag ik foto’s van Matthijs en Sanne op vakantie in Zeeland, lachend op het strand. Geen enkel teken van leven richting mij.

Op een avond, toen de regen tegen de ramen sloeg en ik alleen aan tafel zat met een kop thee, kon ik het niet langer aan. Ik pakte pen en papier en schreef een brief:

‘Lieve Matthijs,
Ik weet niet wat er precies gebeurd is tussen ons, maar ik mis je elke dag. Je was altijd mijn zonnestraal, degene die me liet lachen als alles tegenzat. Ik hoop dat je gelukkig bent, maar weet dat mijn deur altijd openstaat voor jou.’

Ik stopte de brief in een envelop en liep naar de brievenbus in de stromende regen. Mijn handen trilden toen ik hem liet vallen.

De dagen daarna voelde ik me leeg, alsof ik alles had gegeven wat ik nog had. Marieke bleef aandringen om door te gaan met mijn leven, maar hoe doe je dat als je kind je niet meer wil zien?

Op een ochtend stond er ineens een onbekende auto voor mijn huis. Mijn hart sloeg over toen ik zag wie eruit stapte: Matthijs. Hij zag er ouder uit, vermoeider misschien.

‘Mam…’ begon hij aarzelend toen ik de deur opendeed.

Ik kon niets zeggen, alleen huilen. Hij sloeg zijn armen om me heen en we stonden minutenlang in stilte.

‘Het spijt me,’ fluisterde hij uiteindelijk. ‘Ik wist niet hoe ik moest kiezen tussen jou en Sanne. Ze… ze dacht dat jij me klein hield.’
‘En wat denk jij?’ vroeg ik zachtjes.
Hij keek weg. ‘Ik weet het niet meer.’

We praatten urenlang die dag. Over vroeger, over zijn angsten om volwassen te worden, over hoe Sanne hem had overtuigd dat hij moest breken met zijn verleden om vooruit te komen.

‘Maar jij bent mijn verleden niet,’ zei hij uiteindelijk. ‘Jij bent mijn moeder.’

Het contact bleef stroef na die dag. Sanne wilde niets meer met mij te maken hebben en Matthijs stond tussen twee vuren. Soms stuurde hij een appje – ‘Hoe gaat het?’ – maar vaak bleef het stil.

Ik leerde leven met die stilte, al deed het pijn. Ik vond nieuwe vrienden bij de wandelclub en begon vrijwilligerswerk te doen in het buurthuis. Maar elke keer als mijn telefoon trilde, hoopte ik dat het Matthijs was.

Soms vraag ik me af: had ik hem meer moeten loslaten? Of juist harder moeten vechten voor onze band? Is liefde soms niet genoeg om iemand bij je te houden?

Wat denken jullie? Wanneer moet je als moeder loslaten – en wanneer moet je blijven vechten?