Wanneer Mijn Schoonmoeder Kwam Inwonen: Een Storm in Ons Gezin
‘Je hebt de vaatwasser weer verkeerd ingeruimd, Sanne.’
De stem van mijn schoonmoeder, Ria, snijdt door de stilte van de vroege ochtend. Mijn handen trillen terwijl ik het kopje neerzet. Ik voel de woede opborrelen, maar ik slik het in. Voor de zoveelste keer. ‘Ik doe het straks wel even goed,’ zegt ze er nog achteraan, alsof ik een kind ben dat haar speelgoed niet kan opruimen.
Vijf jaar geleden kochten Mark en ik ons huis in Amersfoort. Het was een droom die uitkwam: een tuin vol lavendel, een lichte woonkamer, ruimte voor onze dochter Lotte om te spelen. Alles was overzichtelijk, rustig. Totdat Ria haar heup brak en Mark voorstelde dat ze tijdelijk bij ons zou intrekken. ‘Het is maar voor een paar weken,’ zei hij toen. Maar weken werden maanden, en maanden werden jaren.
‘Sanne, kun je even komen?’ roept Ria vanuit de woonkamer. Ik zucht diep en veeg mijn handen af aan mijn broek. Lotte zit aan de keukentafel met haar kleurpotloden. Ze kijkt me aan met grote ogen. ‘Mama, waarom is oma altijd boos?’
Die vraag raakt me harder dan ik wil toegeven. ‘Oma is gewoon een beetje moe, lieverd,’ lieg ik zachtjes. Maar ik weet beter. Ria is niet moe; ze is ontevreden. Over alles wat ik doe, over hoe ik het huishouden run, over hoe ik Lotte opvoed.
In de woonkamer zit Ria in haar stoel, haar been in het gips op een krukje. ‘Kun je de gordijnen open doen? En misschien wat thee maken? Niet te sterk graag.’
‘Natuurlijk,’ zeg ik, terwijl ik de gordijnen openschuif en het ochtendlicht naar binnen laat. Ik voel haar ogen in mijn rug branden.
Mark werkt veel; hij is projectmanager bij een bouwbedrijf en komt vaak pas laat thuis. Als hij er is, lijkt alles normaal. Ria lacht dan zelfs af en toe, en Mark ziet niets van de spanning die tussen ons hangt als een onzichtbare draad.
Op een avond, als Mark eindelijk thuis is en Lotte op bed ligt, probeer ik het voorzichtig aan te kaarten. ‘Mark, we moeten praten over je moeder.’
Hij zucht en wrijft over zijn gezicht. ‘Ze heeft het moeilijk, Sanne. Ze heeft niemand anders.’
‘Maar ík heb ook niemand anders,’ fluister ik. ‘En soms voelt het alsof ik hier niet meer woon.’
Hij kijkt me niet aan. ‘Het is tijdelijk.’
‘Dat zei je drie jaar geleden ook.’
De stilte tussen ons is oorverdovend.
De dagen rijgen zich aaneen in een patroon van kleine ergernissen en grote stiltes. Ria bemoeit zich overal mee: ze vindt dat Lotte te laat naar bed gaat, dat ik te weinig stofzuig, dat Mark te veel werkt. Soms hoor ik haar fluisteren aan de telefoon met haar zus: ‘Sanne is zo afstandelijk…’
Op een zondagmiddag barst de bom. Ik sta in de keuken als Ria binnenkomt met een stapel wasgoed.
‘Je hebt Lotte’s trui laten krimpen,’ zegt ze verwijtend.
‘Dat kan gebeuren,’ zeg ik zacht.
‘Vroeger gebeurde dat nooit bij mij.’
Ik voel iets in mij knappen. ‘Misschien omdat u vroeger niet alles alleen hoefde te doen!’ Mijn stem trilt van woede en verdriet.
Ria kijkt me aan alsof ze me voor het eerst ziet. ‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Dat ik het niet meer trek! Dat ik elke dag op mijn tenen loop! Dat dit huis niet meer van mij voelt!’
Mark komt binnen op het moment dat mijn stem overslaat. ‘Wat gebeurt hier?’
Ria draait zich dramatisch naar hem toe. ‘Je vrouw schreeuwt tegen me.’
Ik zie Mark’s blik: vermoeid, teleurgesteld misschien ook wel. ‘Kunnen jullie niet gewoon normaal doen?’
Die nacht slaap ik nauwelijks. Ik staar naar het plafond en vraag me af waar het misging. Was het verkeerd om haar in huis te nemen? Had ik harder moeten zijn? Of juist zachter?
De volgende ochtend vind ik een briefje op de keukentafel:
“Lieve Sanne,
Ik weet dat het moeilijk is geweest. Ik ben niet altijd makkelijk, dat besef ik nu ook wel. Misschien moet ik toch naar een aanleunwoning kijken.
Groet,
Ria”
Mijn hart slaat over. Is dit wat ik wilde? Of voel ik me nu nog leger?
Als Mark thuiskomt, laat ik hem het briefje lezen. Hij zegt niets, maar slaat zijn arm om me heen. Voor het eerst in maanden huil ik tegen zijn schouder.
Een paar weken later verhuist Ria naar een appartement vlakbij. We helpen haar met dozen sjouwen; Lotte zwaait enthousiast naar oma’s nieuwe balkon.
Het huis voelt weer als van ons, maar soms mis ik zelfs haar scherpe opmerkingen. De stilte is anders nu – minder zwaar, maar ook voller van herinneringen.
En soms vraag ik me af: had het anders gekund? Had ik meer geduld moeten hebben? Of was dit onvermijdelijk als twee vrouwen hun plek zoeken onder één dak?
Hebben jullie ooit zo’n situatie meegemaakt? Hoe ga je om met familie die je huis én je hart binnenkomt?