Wanneer je schoonmoeder een emmer reuzenkomkommers brengt: Een zomer vol tranen en verzoening
‘Waarom krijg ík altijd die grote, taaie dingen?’ Mijn stem trilt terwijl ik de emmer op het aanrecht zet. De geur van aarde en overrijpe komkommer vult de keuken. Mijn man, Jeroen, kijkt op van zijn telefoon. ‘Ach schat, het zijn ook maar komkommers.’
‘Maar waarom krijgt Sanne altijd die mooie kleine augurkjes? Heb je gezien wat ze op Instagram heeft gezet? “Dankjewel mam voor de perfecte oogst!” En ik? Ik krijg deze monsters.’
Jeroen zucht. ‘Je weet hoe mijn moeder is. Ze bedoelt het niet zo.’
Maar ik weet wel beter. Sinds de dag dat ik in deze familie kwam, voel ik me een buitenstaander. Mijn schoonmoeder, Trudy, heeft altijd een voorkeur gehad voor Sanne. Sanne met haar perfecte kapsel, haar altijd schone kinderen en haar huis dat ruikt naar versgebakken appeltaart. En dan ben ik er nog, Marloes, met mijn rommelige haar, drie kinderen die altijd ruzie maken en een keuken die ruikt naar stress en haast.
Die middag komt Trudy langs. Ze stapt binnen zonder te kloppen, zoals altijd. ‘Zo, Marloes! Heb je de komkommers al gezien? Ze zijn wat groot uitgevallen dit jaar. Maar jij weet er vast wel raad mee!’ Haar stem klinkt opgewekt, maar haar ogen glijden kritisch over mijn aanrecht.
‘Dankjewel, Trudy,’ zeg ik zo neutraal mogelijk. ‘Ik zal er… iets mee doen.’
Ze lacht en kijkt naar de kinderen die op de bank zitten te gamen. ‘Bij Sanne zijn ze nu buiten aan het knutselen. Zo gezellig! Misschien kun jij ook eens iets leuks met ze doen?’
Ik voel mijn wangen gloeien van schaamte en woede. ‘We hebben het druk gehad vandaag.’
Trudy knikt, maar haar blik zegt genoeg. Ze draait zich om en loopt naar de deur. ‘Nou, succes ermee!’
Als ze weg is, barst ik in tranen uit. Jeroen probeert me te troosten, maar ik duw hem weg. ‘Jij snapt het niet! Altijd dat vergelijken. Altijd dat gevoel dat ik tekortschiet.’
Die avond lig ik wakker in bed. De woorden van Trudy echoën in mijn hoofd. Waarom ben ik nooit goed genoeg? Waarom kan ik niet gewoon genieten van wat ik heb?
De volgende ochtend besluit ik dat het genoeg is geweest. Ik sleep de emmer komkommers naar buiten en roep de kinderen. ‘We gaan iets geks doen vandaag!’
‘Wat dan, mam?’ vraagt Fleur met grote ogen.
‘We gaan komkommermonsters maken!’
De kinderen kijken elkaar aan en beginnen te lachen. Samen zoeken we messen, lepels en alles wat we kunnen vinden om de komkommers te versieren. Binnen een uur staat de tuin vol met groene monsters met wortelneuzen en tomatenogen.
Jeroen komt naar buiten en begint te lachen. ‘Wat is dit nou weer?’
‘Onze eigen komkommerparade,’ zeg ik trots.
Even later komt buurvrouw Anja langs met haar dochtertje Lisa. ‘Wat gezellig hier! Mag Lisa meedoen?’
Voor ik het weet, staan er vijf kinderen in de tuin te gillen van plezier. We maken foto’s, lachen en vergeten even alle spanningen.
’s Avonds zet ik een foto op Facebook: “Soms krijg je niet wat je wilt, maar maak je er het beste van.” Binnen tien minuten reageert Sanne: “Wat leuk! Misschien kunnen wij volgende week samen iets doen?”
Ik twijfel even, maar typ dan: “Lijkt me gezellig!”
De dagen daarna voel ik me lichter. De kinderen vragen elke dag of we weer iets met de komkommers gaan doen. We maken soep, salade en zelfs komkommerijsjes (die niemand lekker vindt, maar dat geeft niet).
Op zondag komt Trudy weer langs voor koffie. Ze kijkt naar de foto’s op mijn telefoon en glimlacht voorzichtig. ‘Je hebt er toch iets moois van gemaakt, Marloes.’
Ik knik alleen maar. Voor het eerst voel ik geen behoefte om mezelf te bewijzen.
Na het eten zitten we samen in de tuin. Trudy kijkt naar de kinderen die nog steeds spelen met de laatste komkommermonsters.
‘Weet je,’ zegt ze zacht, ‘het is niet altijd makkelijk om moeder te zijn. Soms doe je dingen zonder erbij na te denken.’
Ik kijk haar aan en zie voor het eerst iets kwetsbaars in haar ogen.
‘Misschien ben ik soms wat streng voor je geweest,’ zegt ze dan.
Ik slik en knik langzaam.
‘Maar je doet het goed, Marloes. Echt waar.’
De zon zakt langzaam achter de huizen en even is alles stil.
Later die avond lig ik in bed naast Jeroen en fluister: ‘Misschien ben ik niet perfect, maar misschien hoeft dat ook niet.’
Hij slaat zijn arm om me heen.
En ik vraag me af: hoeveel families worstelen stiekem met dit soort kleine oorlogjes? En wat zou er gebeuren als we allemaal gewoon eens eerlijk zouden zeggen hoe we ons echt voelen?