Wanneer gelijkheid de keuken binnenkomt: Het verhaal van Marijke en haar familie

‘Dus jij vindt dat Bas ook moet stofzuigen?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer het te verbergen. Sanne kijkt me recht aan, haar blauwe ogen fel. ‘Ja, Marijke. We werken allebei fulltime. Waarom zou ik alles moeten doen?’

Het is zaterdagochtend in onze kleine keuken in Amersfoort. De geur van verse koffie hangt in de lucht, maar de sfeer is allesbehalve huiselijk. Mijn zoon Bas zit tussen ons in, zijn blik op zijn telefoon gericht, alsof hij zich onzichtbaar kan maken. Ik voel mijn wangen gloeien van frustratie én schaamte. Hoe zijn we hier beland?

Vroeger was alles duidelijk. Mijn man Henk werkte bij de gemeente, ik zorgde voor het huis en de kinderen. Toen Bas nog klein was, hielp hij me soms met de boodschappen, maar zodra hij ouder werd, vond iedereen het normaal dat hij zich concentreerde op school en voetbal. Mijn dochter Anne daarentegen hielp altijd met koken en schoonmaken. Zo hoorde het toch? Zo deed mijn moeder het ook.

Maar nu is alles anders. Sinds Bas met Sanne is getrouwd, lijkt het alsof mijn manier van leven niet meer goed genoeg is. Sanne werkt als jurist bij een groot kantoor in Utrecht. Ze heeft een mening over alles – vooral over hoe een huishouden moet draaien. Ze zegt dat Bas net zo goed kan koken en schoonmaken als zij. En Bas… die zwijgt meestal, maar ik zie dat hij zich ongemakkelijk voelt.

‘Mam, het is gewoon eerlijker zo,’ zegt hij zachtjes, zonder op te kijken. ‘We willen allebei tijd voor onszelf na het werk.’

Ik voel een steek van verdriet. Alsof alles wat ik heb gedaan voor mijn gezin ineens niet meer telt. Alsof ik dom was om altijd maar te zorgen en te poetsen. ‘Maar ik deed het graag,’ zeg ik, mijn stem breekt bijna. ‘Ik wilde dat jullie het goed hadden.’

Sanne zucht en draait zich naar Bas. ‘Zie je? Dit bedoel ik nou. Het gaat niet om wat jij wilde, Marijke. Het gaat erom dat wij samen kiezen wat werkt voor ons.’

De spanning blijft hangen als een zware deken. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Henk zou nu iets luchtigs zeggen, maar sinds zijn hartaanval vorig jaar is hij stiller geworden. Hij zit aan de keukentafel, roert in zijn koffie en kijkt naar buiten.

Die middag loop ik door de stad, mijn gedachten malen. In de etalage van Blokker zie ik een reclame voor een robotstofzuiger. ‘Voor het moderne huishouden’, staat er op het bordje. Ik grinnik bitter. Misschien moet ik er eentje kopen voor Bas en Sanne – dan hoeven ze nergens meer ruzie over te maken.

’s Avonds bel ik Anne. Ze woont in Groningen en werkt als verpleegkundige. ‘Mam, maak je niet zo druk,’ zegt ze. ‘Iedereen doet het tegenwoordig anders. Jij hebt gedaan wat goed was voor jouw tijd.’

‘Maar waarom voelt het dan alsof ik heb gefaald?’ fluister ik.

Anne zwijgt even. ‘Omdat verandering pijn doet, mam. Maar dat betekent niet dat jij het fout hebt gedaan.’

De weken daarna probeer ik me aan te passen. Als Bas en Sanne langskomen, vraag ik niet meer wie er gekookt heeft of wie de was heeft gedaan. Maar het blijft wringen als Sanne grapt dat Bas beter kan strijken dan zij.

Op een zondagmiddag zitten we met z’n allen in de tuin – Anne is er ook, samen met haar vriendin Noor. Het gesprek gaat over vakanties, maar ineens zegt Noor: ‘Bij ons thuis deed mijn vader altijd de was. Mijn moeder had daar gewoon geen zin in.’

Iedereen lacht, behalve ik. Ik voel me buitengesloten, alsof mijn hele leven in dienst van anderen ineens ouderwets en overbodig is.

Later die avond blijf ik lang wakker liggen naast Henk. ‘Ben ik echt zo ouderwets?’ vraag ik zachtjes.

Henk pakt mijn hand vast. ‘Je hebt gegeven wat je kon, Marijke. Maar misschien moeten we leren loslaten.’

De maanden verstrijken en langzaam verandert er iets in mij. Ik begin vrijwilligerswerk te doen bij het buurthuis – daar ontmoet ik vrouwen van alle leeftijden en achtergronden. Sommigen werken fulltime, anderen zorgen thuis voor hun kinderen of ouders. We praten over alles: werk, relaties, verwachtingen.

Op een dag vertelt Fatima, een vrouw uit mijn groep, hoe haar dochter haar verwijt dat ze nooit heeft gewerkt buiten het huis. ‘Ze begrijpt niet dat zorgen óók werk is,’ zegt Fatima verdrietig.

Ik knik begrijpend en voel me minder alleen.

Met Kerstmis nodig ik Bas en Sanne uit om samen te koken – iedereen maakt een gerecht, niemand is verantwoordelijk voor alles. Het voelt vreemd maar ook bevrijdend om samen te werken in plaats van alles zelf te doen.

Na het eten zitten we met een glas wijn aan tafel. Sanne kijkt me aan en zegt: ‘Marijke, ik weet dat het niet makkelijk voor je is geweest… Maar dankjewel dat je ons de ruimte geeft om het op onze manier te doen.’

Ik glimlach voorzichtig. ‘Misschien leer ik nog wel iets van jullie.’

Bas legt zijn hand op de mijne en zegt: ‘En wij van jou, mam.’

Die nacht lig ik wakker en denk na over alles wat er veranderd is – in mijn gezin, in mijzelf. Is liefde niet juist dat je elkaar loslaat én vasthoudt tegelijk? Dat je leert accepteren dat iedereen zijn eigen weg zoekt?

Soms vraag ik me af: hoeveel ruimte geef jij jouw kinderen om hun eigen keuzes te maken? En durf jij oude zekerheden los te laten voor iets nieuws?