Wanneer Bryan Belde om te Luchten, Wist Ik Het Zeker

‘Mam, ik weet niet meer wat ik moet doen.’

Zijn stem trilde door de telefoon, en ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. Het was een regenachtige donderdagavond in Utrecht, de wind sloeg tegen de ramen en het huis voelde leger dan ooit. Sinds mijn jongste, Marieke, vorig jaar naar Amsterdam was verhuisd, was het stil in huis. Te stil. Mijn man, Kees, zat zoals gewoonlijk verdiept in zijn krant aan de keukentafel, maar ik kon me niet concentreren op het artikel dat ik probeerde te lezen. Mijn gedachten dwaalden altijd af naar mijn kinderen.

‘Wat is er aan de hand, Bryan?’ vroeg ik voorzichtig, terwijl ik probeerde mijn stem kalm te houden. In werkelijkheid gierden de zenuwen door mijn lijf. Bryan was altijd mijn gevoelige kind geweest, de jongen die als klein jongetje al met grote vragen kwam. Nu was hij 29, woonde samen met zijn vriendin Sanne in een appartement in Rotterdam en werkte als softwareontwikkelaar. Maar de laatste tijd klonk hij steeds vaker gespannen.

‘Sanne wil geen kinderen,’ zei hij zacht. ‘En ik… ik weet het niet meer, mam. Ik dacht altijd dat ik vader zou worden. Net als jij en papa.’

Ik slikte. Dit was niet wat ik had verwacht te horen. Natuurlijk wist ik dat de tijden veranderd waren; niet iedereen koos meer voor het traditionele pad van trouwen en kinderen krijgen. Maar diep vanbinnen had ik gehoopt dat ik ooit oma zou worden. Dat ik kleine handjes aan mijn rok zou voelen trekken, dat ik weer kinderliedjes zou zingen en koekjes zou bakken met een kleinkind op schoot.

‘Heb je er met haar over gepraat?’ vroeg ik voorzichtig.

‘Ja, al zo vaak. Ze zegt dat ze haar vrijheid niet wil opgeven. Dat ze bang is dat ze spijt krijgt als ze moeder wordt. En ik… ik wil haar niet kwijt, mam. Maar ik wil ook geen spijt krijgen als ik straks oud ben.’

Ik hoorde hoe hij snikte aan de andere kant van de lijn. Mijn moederhart brak in duizend stukjes. Kees keek op van zijn krant en trok zijn wenkbrauwen op. Ik schudde mijn hoofd en draaide me om naar het raam, zodat hij mijn tranen niet zou zien.

‘Het komt goed, jongen,’ fluisterde ik, terwijl ik zelf niet wist of ik het geloofde.

Die nacht lag ik wakker in bed. Kees sliep al lang, zijn ademhaling rustig en gelijkmatig naast me. Ik staarde naar het plafond en dacht aan vroeger: aan de tijd dat het huis vol leven was, aan verjaardagsfeestjes met slingers en taart, aan de geur van nat gras na een voetbalwedstrijd van Bryan. Ik dacht aan hoe vanzelfsprekend het leek dat mijn kinderen hun eigen gezinnen zouden stichten.

De volgende ochtend zat ik met een kop koffie aan tafel toen Marieke belde. ‘Mam, heb je even?’

‘Natuurlijk, lieverd.’

‘Ik heb promotie gekregen!’ riep ze enthousiast. ‘Ik mag nu een team leiden bij het museum!’

Ik voelde trots door me heen stromen. ‘Wat geweldig! Dat heb je verdiend.’

‘Ja… alleen…’ Ze aarzelde even. ‘Ik weet niet of ik dit allemaal kan combineren met een relatie, laat staan kinderen.’

Weer die woorden. Alsof het universum me wilde laten zien dat de wereld écht veranderd was.

‘Maak je geen zorgen,’ zei ik zacht. ‘Je hoeft niets te overhaasten.’

Na het gesprek bleef ik nog lang zitten, starend naar de lege stoel tegenover me. Mijn gedachten tolden: Was het verkeerd om te hopen op kleinkinderen? Was het egoïstisch? Of hoorde dit gewoon bij loslaten?

Die middag kwam Kees thuis van zijn werk en vond me nog steeds aan tafel.

‘Wat zit je toch te piekeren?’ vroeg hij.

Ik vertelde hem over Bryans telefoontje en Mariekes twijfels.

Kees haalde zijn schouders op. ‘Ze moeten hun eigen keuzes maken, Els. Wij hebben ons leven gehad.’

‘Maar wat als ze later spijt krijgen? Wat als ze eenzaam worden?’

Hij keek me doordringend aan. ‘En wat als ze gelukkig zijn zonder kinderen? Niet iedereen vindt geluk op dezelfde manier.’

Zijn woorden bleven hangen in mijn hoofd terwijl de dagen verstreken. Ik probeerde mezelf wijs te maken dat het niet uitmaakte, dat mijn geluk niet afhankelijk was van kleinkinderen. Maar elke keer als ik vriendinnen hoorde opscheppen over hun oppasdagen of foto’s zag van kleine voetjes op Facebook, voelde ik een steek van jaloezie.

Op een zondagmiddag nodigde Bryan ons uit voor een etentje bij hem thuis. Sanne had Indonesisch gekookt; de geur van kruidige rendang vulde het kleine appartement.

Tijdens het eten hing er een gespannen sfeer. Sanne lachte gemaakt om Kees’ grappen en Bryan prikte zwijgend in zijn rijst.

Na het eten bood Sanne aan om koffie te zetten en trok Bryan me mee naar het balkon.

‘Mam, wat moet ik doen?’ vroeg hij wanhopig.

Ik keek hem aan, zag de wallen onder zijn ogen en de spanning in zijn schouders.

‘Je moet eerlijk zijn tegen jezelf én tegen Sanne,’ zei ik zacht. ‘Wat wil jíj?’

Hij zuchtte diep. ‘Ik weet het niet meer.’

Binnen hoorde ik Sanne lachen met Kees; haar stem klonk opgewekt maar ook nerveus.

‘Misschien moet je even afstand nemen,’ stelde ik voor. ‘Om te voelen wat je echt wilt.’

Bryan knikte langzaam.

Die avond reden Kees en ik zwijgend terug naar Utrecht. De lantaarnpalen trokken strepen van licht over het natte asfalt.

Thuis aangekomen pakte ik een fotoalbum uit de kast en bladerde door vergeelde foto’s: Bryan als peuter met een ijsje in zijn hand, Marieke verkleed als prinses op haar vijfde verjaardag, Kees met een baby op zijn arm.

Tranen prikten achter mijn ogen. Niet alleen om wat was geweest, maar ook om wat misschien nooit zou komen.

De weken daarna belde Bryan regelmatig om te praten. Soms huilde hij, soms klonk hij boos of verward. Sanne bleef op de achtergrond; ze stuurde af en toe een berichtje om te vragen hoe het met mij ging, maar vermeed elk gesprek over kinderen.

Op een avond belde Bryan onverwacht laat.

‘Mam… Ik heb besloten om bij Sanne te blijven. Ook zonder kinderen.’

Mijn hart sloeg over.

‘Ben je zeker?’ vroeg ik voorzichtig.

‘Nee,’ gaf hij toe. ‘Maar ik hou van haar. En misschien is dat genoeg.’

Ik slikte mijn teleurstelling weg en probeerde blij voor hem te klinken.

‘Als jij gelukkig bent, ben ik dat ook,’ zei ik uiteindelijk.

Maar die nacht lag ik opnieuw wakker, piekerend over wat geluk eigenlijk betekende.

Een paar maanden later kwam Marieke onverwacht langs met haar nieuwe vriendin Noor. Ze straalde van geluk; haar ogen fonkelden terwijl ze vertelde over hun plannen om samen naar Berlijn te reizen.

‘Weet je mam,’ zei ze terwijl ze haar hand in die van Noor legde, ‘misschien wil ik ooit wel kinderen adopteren. Maar nu nog niet.’

Ik glimlachte en knikte, maar diep vanbinnen voelde het alsof alles wat ik ooit had verwacht langzaam verdween.

Toch begon er iets te veranderen in mij. Ik merkte dat mijn dagen minder gevuld waren met wachten op nieuws over kleinkinderen en meer met genieten van wat er wél was: lange wandelingen met Kees door het Wilhelminapark, etentjes met vriendinnen, schilderlessen op woensdagochtend.

Langzaam leerde ik loslaten – niet alleen mijn kinderen, maar ook mijn verwachtingen.

Op een dag zat ik met Kees op een bankje aan de Oudegracht toen hij mijn hand pakte.

‘We hebben het goed gedaan,’ zei hij zacht.

Ik keek naar de zon die glinsterde op het water en voelde voor het eerst in lange tijd rust in mijn hart.

Misschien draait geluk niet om wat je krijgt, maar om wat je leert loslaten.

Wat denken jullie? Is het verkeerd om te hopen op iets wat misschien nooit komt? Of is loslaten juist de sleutel tot echte vrijheid?