Vijf Jaar Mijn Man Onderhouden: Vandaag Vroeg Ik Eindelijk Om Hulp

‘Waarom staat de rekening alweer rood, Eva?’ De stem van mijn moeder galmt door de telefoon. Ik staar naar het scherm, mijn vingers trillen. ‘Mam, ik weet het niet meer. Ik kan niet meer.’

Het is vrijdagavond. Buiten regent het zachtjes tegen het raam van ons appartement in Utrecht. Mijn man, Mark, zit op de bank met zijn laptop op schoot, verdiept in een of ander voetbalforum. De geur van zijn goedkope sigaren hangt in de kamer. Ik voel me leeg. Vijf jaar geleden dacht ik dat liefde alles kon overwinnen. Nu vraag ik me af of liefde genoeg is als je elke dag moet vechten om rond te komen.

Toen ik Mark ontmoette, was hij charmant en vol verhalen. Hij werkte als zzp’er in de ICT, zei hij. Zijn blauwe ogen twinkelden als hij over zijn zoontje, Daan, sprak. ‘Hij is alles voor me,’ zei hij vaak. Na zijn scheiding had hij het moeilijk, maar ik dacht dat we samen sterker zouden worden.

‘Eva, kun je even komen?’ roept Mark vanuit de woonkamer. Ik loop naar hem toe, mijn hart bonkt in mijn keel.

‘Wat is er?’

Hij kijkt me nauwelijks aan. ‘Kun je die rekening van Daan’s voetbalclub betalen? Ze sturen weer een herinnering.’

‘Mark…’ Mijn stem breekt. ‘We hebben nauwelijks geld voor boodschappen deze week. Kun jij niet iets bijdragen?’

Hij zucht diep en klapt zijn laptop dicht. ‘Je weet dat het nu niet gaat. De opdrachten liggen stil en mijn ex vraagt steeds meer alimentatie.’

Ik voel de woede opborrelen. ‘Maar Mark, ik betaal alles! De huur, de boodschappen, jouw sigaren zelfs! Wanneer ga jij eens iets doen?’

Hij kijkt me aan met die blik die ik inmiddels zo goed ken – gekwetst, maar ook verwijtend. ‘Ik doe mijn best, Eva. Je weet niet hoe zwaar het is na zo’n scheiding.’

Ik draai me om en loop naar de keuken. Mijn handen trillen als ik de kraan openzet. In gedachten ga ik terug naar het begin van onze relatie. Hoe ik hem opving na zijn scheiding, hoe ik hem een thuis bood toen hij nergens heen kon. Mijn vrienden waarschuwden me: ‘Eva, pas op dat je niet zijn redder wordt.’ Maar ik wilde geloven dat liefde genoeg was.

De eerste jaren waren zwaar, maar ik hield vol. Ik werkte als verpleegkundige in het UMC en draaide dubbele diensten om alles te kunnen betalen. Mark beloofde steeds dat het beter zou worden. ‘Als ik die ene opdracht binnenhaal, dan neem ik jou mee uit eten,’ zei hij dan. Maar die opdracht kwam nooit.

Mijn moeder zag het met lede ogen aan. ‘Je bent geen bank, Eva,’ zei ze vaak. Maar ik wilde niet luisteren.

Tot vandaag.

Vanmiddag stond ik bij de kassa van de Albert Heijn met een volle kar boodschappen voor het weekend dat Daan bij ons zou zijn. Mijn pinpas werd geweigerd. De caissière keek me aan met een mengeling van medelijden en irritatie. ‘Misschien kunt u even bellen met uw bank?’ fluisterde ze.

Ik voelde me zo klein.

Thuisgekomen barstte ik in tranen uit. Mark zat weer achter zijn laptop en merkte niets van mijn verdriet.

‘Mam,’ snikte ik aan de telefoon, ‘ik weet niet meer hoe lang ik dit nog volhoud.’

Ze zweeg even aan de andere kant van de lijn. ‘Eva, je moet voor jezelf kiezen. Je kunt niet blijven geven als je zelf leegloopt.’

Die woorden bleven hangen.

’s Avonds, toen Daan op bed lag en Mark weer voetbal zat te kijken, besloot ik het gesprek aan te gaan.

‘Mark, we moeten praten.’

Hij keek op, zichtbaar geïrriteerd dat ik hem stoorde tijdens een belangrijke wedstrijd.

‘Het gaat zo niet langer,’ begon ik voorzichtig. ‘Ik kan dit niet meer alleen dragen. Ik heb hulp nodig – financieel én emotioneel.’

Hij lachte schamper. ‘Wat wil je dan? Dat ik geld uit bomen pluk?’

‘Nee,’ zei ik zacht maar vastberaden. ‘Ik wil dat je verantwoordelijkheid neemt. Voor ons gezin, voor mij.’

Er viel een lange stilte.

‘Misschien moet je gewoon minder werken,’ zei hij uiteindelijk. ‘Je bent altijd zo gestrest omdat je zoveel uren maakt.’

Ik voelde iets in mij breken.

‘Mark… Ik werk zoveel omdat jij niets bijdraagt! Omdat ik anders onze huur niet kan betalen! Denk je dat dit makkelijk is voor mij?’

Zijn gezicht vertrok van boosheid naar schaamte en weer terug naar onverschilligheid.

‘Misschien moet je dan maar bij je moeder gaan wonen,’ mompelde hij.

Die nacht sliep ik nauwelijks. Ik lag te woelen en dacht aan alle offers die ik had gebracht – voor hem, voor Daan, voor een toekomst die steeds verder weg leek.

De volgende ochtend stond ik vroeg op en schreef een brief aan Mark:

‘Lieve Mark,

Ik hou van jou, maar ik kan dit niet meer alleen dragen. Ik heb hulp nodig – nu, niet morgen of volgende maand. Als je niet bereid bent om samen verantwoordelijkheid te nemen, weet ik niet of wij nog een toekomst hebben.’

Ik legde de brief op zijn kussen en vertrok naar mijn werk.

Op weg naar het ziekenhuis voelde ik me lichter dan in maanden. Misschien was dit het begin van iets nieuws – voor mijzelf.

’s Avonds vond ik Mark zwijgend aan de keukentafel met de brief in zijn hand.

‘Dus je dreigt me eruit te zetten?’ vroeg hij bitter.

‘Nee,’ zei ik rustig. ‘Ik vraag je om samen te vechten in plaats van alleen.’

Hij keek weg en mompelde: ‘Ik weet niet of ik dat kan.’

En daar zat ik dan – vijf jaar verder, uitgeput en leeggegeven aan iemand die misschien nooit zal veranderen.

Soms vraag ik me af: hoeveel kun je geven voordat je jezelf verliest? En wanneer is het genoeg geweest?