Twee jaar na de bruiloft met een gescheiden man: Kan onze liefde overleven nu zijn dochter bij ons intrekt?
‘Waarom moet ze hier komen wonen, Paul? Ons huis is al zo klein!’ Mijn stem trilt, maar ik probeer mijn tranen te verbergen. Paul staart naar de vloer, zijn handen diep in zijn zakken. ‘Ze heeft me nodig, Anna. Haar moeder kan het niet meer aan. Maja is… ze is in de war.’
Ik slik. Twee jaar geleden stond ik nog stralend naast Paul in het stadhuis van Utrecht, vol hoop dat liefde alles zou overwinnen. Maar nu, met de dreiging van een puberende stiefdochter die onze woonkamer zal delen, voelt het alsof de muren op me afkomen.
‘En ik dan?’ fluister ik. ‘Heb jij mij nog nodig?’
Paul kijkt op, zijn ogen donker. ‘Dit is niet eerlijk, Anna. Ze is mijn dochter.’
Die nacht lig ik wakker. Ik hoor Paul zachtjes snurken naast me, maar mijn gedachten razen. Ik denk aan de keren dat Maja bij ons logeerde: haar norse blikken, de oordopjes altijd in haar oren, hoe ze haar bord op het aanrecht smijt zonder iets te zeggen. Ik heb zo mijn best gedaan om haar welkom te laten voelen, maar het leek nooit genoeg.
De volgende ochtend staat Maja voor de deur met twee koffers en een rugzak. Haar haar is felroze geverfd sinds de laatste keer dat ik haar zag. Ze kijkt me niet aan als ze binnenkomt.
‘Hoi,’ mompel ik.
Ze haalt haar schouders op en loopt direct naar de kamer die we voor haar hebben vrijgemaakt. Paul volgt haar, laat mij achter in de gang met een brok in mijn keel.
De eerste weken zijn een hel. Maja komt laat thuis, ruikt soms naar rook. Ze negeert me compleet, behalve als ze iets nodig heeft. Paul probeert te bemiddelen, maar meestal eindigt het in ruzie tussen ons tweeën.
‘Je bent te streng,’ zegt hij op een avond als ik klaag dat Maja haar kamer niet opruimt.
‘En jij bent te slap!’ snauw ik terug. ‘Ze loopt over je heen!’
Paul slaat met zijn vuist op tafel. ‘Ze is mijn dochter! Jij begrijpt het niet!’
Ik ren huilend naar de slaapkamer en sluit mezelf op. Mijn hart bonkt in mijn borstkas. Waar is de man gebleven die mij beloofde dat we samen alles aankonden?
Op een regenachtige woensdagavond komt Maja niet thuis. Paul belt haar mobiel, maar krijgt geen gehoor. Ik voel paniek opkomen als ik hem zie ijsberen door de kamer.
‘Misschien is ze bij vrienden,’ probeer ik voorzichtig.
‘Ze neemt niet op! Wat als er iets gebeurd is?’
We rijden samen door Utrecht, zoeken bij het skatepark en langs de grachten. Uiteindelijk vinden we haar op een bankje in het park, druipend van de regen, haar knieën opgetrokken tegen haar borst.
Paul rent naar haar toe. ‘Maja! Wat doe je hier?’
Ze kijkt hem aan met rode ogen. ‘Ik wil hier niet wonen,’ snikt ze. ‘Alles is anders. Mama huilt alleen maar en Anna… Anna wil me niet.’
Mijn hart breekt als ik haar naam hoor zeggen. Ik ga naast haar zitten en leg voorzichtig mijn hand op haar schouder.
‘Het spijt me, Maja,’ fluister ik. ‘Ik weet niet hoe dit moet. Maar ik wil het proberen… als jij dat ook wilt.’
Ze kijkt me aan, voor het eerst echt. ‘Ik weet het niet,’ zegt ze zacht.
De weken daarna verandert er iets. We praten meer – kleine gesprekjes over school, muziek, haar vrienden. Soms lacht ze zelfs om mijn grapjes. Maar het blijft wankel; één verkeerde opmerking en ze klapt weer dicht.
Paul en ik groeien uit elkaar. We slapen steeds vaker met onze ruggen naar elkaar toe. Op een avond barst het los.
‘Misschien werkt dit gewoon niet,’ zegt hij plotseling terwijl hij zijn jas aantrekt om naar zijn werk te gaan.
‘Wat bedoel je?’ Mijn stem slaat over.
‘Dit gezin… wij drieën… Misschien hebben we ons vergist.’
Ik voel woede opborrelen. ‘Dus je geeft op? Na alles wat we hebben meegemaakt?’
Hij zucht diep. ‘Ik weet het niet meer, Anna.’
Die nacht kan ik niet slapen. Ik denk aan mijn moeder die altijd zei: “Liefde is hard werken.” Maar wat als je alles geeft en het nog steeds niet genoeg is?
Op een zondagmiddag zit ik met Maja aan de keukentafel terwijl Paul boodschappen doet. Ze friemelt aan haar mouw.
‘Anna…’ begint ze aarzelend. ‘Sorry dat ik zo moeilijk doe.’
Ik kijk haar verbaasd aan. ‘Het is ook moeilijk voor jou.’
Ze knikt langzaam. ‘Papa zegt altijd dat jij hem gelukkig maakt… Maar soms ben ik bang dat hij mij vergeet.’
Mijn keel knijpt dicht. ‘Dat zal nooit gebeuren, Maja. Je bent zijn dochter… en jij hoort hier net zo goed als ik.’
Ze glimlacht flauwtjes en voor het eerst voel ik een sprankje hoop.
Langzaam vinden we een nieuw evenwicht. Het blijft zoeken – naar ruimte voor elkaar, naar geduld en begrip. Paul en ik praten meer, soms met hulp van een relatietherapeut die ons leert luisteren zonder oordeel.
Er zijn nog steeds ruzies, tranen en dagen waarop ik wil weglopen. Maar er zijn ook momenten waarop we samen lachen om een slechte film of pizza eten op de bank terwijl de regen tegen het raam tikt.
Twee jaar na onze bruiloft ben ik niet meer dezelfde vrouw als toen. Ik heb geleerd dat liefde niet altijd genoeg is – maar misschien is willen vechten voor elkaar dat wel.
Soms vraag ik me af: hoeveel kan een mens verdragen voordat hij breekt? En wat betekent familie eigenlijk – bloedbanden of de mensen die je kiest om bij te blijven?