Tussen Twee Vuren: Het Verhaal van een Moeder, een Zoon en een Schoondochter

‘Mam, waarom doe je dit?’ De stem van mijn zoon, Daan, trilt aan de andere kant van de lijn. Ik sta in de keuken, mijn handen nog nat van het afwassen. Mijn hart bonkt in mijn keel. ‘Daan, ze had nergens anders om naartoe te gaan. Je weet hoe moeilijk het voor haar is sinds de scheiding.’

Hij zucht diep. ‘Dat is niet jouw verantwoordelijkheid meer, mam. Ze is niet meer mijn vrouw. Niet meer jouw schoondochter.’

Ik slik. De stilte die volgt is ondraaglijk. Ik hoor het getik van de regen tegen het raam, het zachte gezoem van de koelkast. Alles lijkt ineens zo luid in deze stilte.

‘Daan, ik kon haar toch niet op straat laten staan? Ze heeft niemand hier in Utrecht, behalve mij. En… en jij.’ Mijn stem breekt.

‘Dat is precies het probleem,’ zegt hij zacht. ‘Jij kiest altijd haar kant.’

Hij hangt op voordat ik iets kan zeggen.

Ik laat me op een stoel zakken, mijn hoofd in mijn handen. Hoe ben ik hier beland? Ik ben altijd een moeder geweest die haar gezin bij elkaar wilde houden. Maar sinds Daan en Lisa uit elkaar zijn gegaan, lijkt alles wat ik doe verkeerd te zijn.

Lisa kwam drie weken geleden aan met haar koffers, haar ogen rood van het huilen. ‘Het spijt me dat ik je hiermee lastigval, Marjan,’ zei ze zachtjes. ‘Maar ik weet echt niet waar ik anders heen moet.’

Ik kon haar niet weigeren. Lisa was acht jaar lang mijn schoondochter, bijna als een dochter voor mij. We deelden zoveel: koffiemomenten op zaterdagochtend, samen naar de markt, eindeloze gesprekken over boeken en films. Toen zij en Daan uit elkaar gingen, voelde het alsof ik niet alleen een schoondochter verloor, maar ook een vriendin.

De eerste dagen was het ongemakkelijk. Lisa probeerde onzichtbaar te zijn, maar haar verdriet hing als een mist in huis. Soms hoorde ik haar ’s nachts huilen. Ik wilde haar troosten, maar wist niet hoe. Tegelijkertijd voelde ik me schuldig tegenover Daan. Was dit verraad aan mijn eigen zoon?

Op een avond zat Lisa aan de keukentafel, haar handen om een kop thee geklemd. ‘Denk je dat Daan ooit nog met me wil praten?’ vroeg ze.

Ik wist het niet. Daan had me nauwelijks gebeld sinds hij hoorde dat Lisa bij mij woonde. Hij was altijd zo’n zorgzame zoon geweest, maar nu voelde hij als een vreemde.

‘Misschien heeft hij tijd nodig,’ zei ik voorzichtig.

Lisa knikte en keek naar haar handen. ‘Ik mis hem zo.’

Die woorden deden pijn. Ik miste hem ook.

De dagen werden weken. Lisa vond langzaam haar ritme; ze hielp in huis, kookte soms voor ons allebei en probeerde zo min mogelijk tot last te zijn. Maar de spanning bleef hangen als een onzichtbare draad tussen ons in.

Op een zondagmiddag stond ik op het punt om naar de supermarkt te gaan toen Daan plotseling voor de deur stond. Zijn gezicht was strak, zijn ogen koud.

‘Kunnen we praten?’ vroeg hij.

Ik knikte en liet hem binnen. Lisa was boven; ik hoorde haar deur zachtjes dichtvallen.

‘Mam,’ begon Daan, ‘ik snap niet waarom je dit doet. Je weet wat er tussen ons is gebeurd.’

‘Daan, ik wil niet kiezen tussen jullie,’ zei ik zachtjes.

‘Maar dat doe je wel! Door haar hier te laten wonen geef je mij het gevoel dat jij haar belangrijker vindt dan mij.’

‘Dat is niet waar!’ riep ik uit, wanhopig.

‘Jawel,’ zei hij fel. ‘Je hebt geen idee hoe pijnlijk dit voor mij is.’

Ik voelde tranen branden achter mijn ogen. ‘Wat wil je dat ik doe? Haar op straat zetten? Ze heeft niemand!’

Daan keek weg, zijn kaken gespannen. ‘Misschien moet je eens aan mij denken in plaats van altijd aan anderen.’

Hij stond op en liep naar de deur zonder nog iets te zeggen.

Die nacht lag ik wakker, piekerend over alles wat er mis was gegaan. Had ik Daan tekortgedaan? Was mijn loyaliteit aan Lisa een vorm van verraad? Of was het juist menselijk om iemand te helpen die je dierbaar is?

De volgende ochtend zat Lisa zwijgend aan tafel, haar ogen dik van het huilen.

‘Misschien moet ik toch maar ergens anders heen,’ fluisterde ze.

‘Nee,’ zei ik resoluut. ‘Dit is ook jouw huis zolang je het nodig hebt.’

Maar diep vanbinnen wist ik dat er iets moest veranderen.

Ik besloot Daan te bellen, maar hij nam niet op. Ik stuurde hem een bericht: “Daan, ik hou van jou en dat zal nooit veranderen. Kunnen we praten?” Geen reactie.

De dagen sleepten zich voort. Lisa vond uiteindelijk een tijdelijke kamer via een collega en begon haar spullen te pakken. Op de dag dat ze vertrok, stond ze in de deuropening met tranen in haar ogen.

‘Dank je wel voor alles, Marjan,’ zei ze zachtjes.

Ik omhelsde haar stevig. ‘Je blijft altijd welkom hier.’

Toen ze weg was, voelde het huis leeg aan – stiller dan ooit tevoren.

Een week later stond Daan ineens voor de deur. Hij keek onzeker toen ik open deed.

‘Mam… kunnen we praten?’

We gingen zitten aan de keukentafel – dezelfde tafel waar zoveel gesprekken waren gevoerd, waar zoveel tranen waren gevallen.

‘Het spijt me,’ zei hij uiteindelijk. ‘Ik was boos omdat ik dacht dat je haar belangrijker vond dan mij. Maar misschien was ik gewoon jaloers op jullie band.’

Mijn hart brak opnieuw, maar nu van opluchting en verdriet tegelijk.

‘Daan, jij bent mijn zoon. Niemand komt ooit op jouw plek.’

We huilden allebei die middag – eindelijk samen, eindelijk eerlijk.

Nu zijn er nog steeds wonden die moeten helen, maar we praten weer met elkaar. Soms denk ik terug aan die weken vol spanning en vraag ik me af: had ik het anders moeten doen? Had ik moeten kiezen? Of is liefde juist dat je probeert iedereen vast te houden, zelfs als dat pijn doet?

Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen familie en iemand die ooit familie was? Is er überhaupt een juiste keuze?