Tussen Twee Huizen: De Last van Mijn Moeders Verwachtingen

‘Waarom bel je mij nu alweer, mam?’ Mijn stem trilt, ik hoor het zelf. Het is zaterdagochtend, de zon schijnt door de halfopen gordijnen van mijn appartement in Amersfoort. Mijn man, Jeroen, kijkt me vragend aan vanaf de ontbijttafel. ‘Het is de kraan weer, schat,’ fluister ik, terwijl ik mijn telefoon steviger vastpak.

‘Sanne, ik weet niet wat ik moet doen! Het water blijft maar druppelen en straks loopt alles onder!’ Mijn moeders stem klinkt paniekerig. Ze woont sinds haar scheiding in een huurappartement in Utrecht. Ze is 62, maar in haar stem klinkt ze als een kind dat haar moeder roept na een nachtmerrie.

‘Mam, je kunt toch gewoon de huisbaas bellen? Of een loodgieter?’ Mijn geduld is dunner dan het dunste glas. ‘Ik kan niet elke keer komen als er iets stuk is.’

‘Maar jij weet altijd wat je moet doen! En Jeroen is zo handig…’

Jeroen zucht hoorbaar. Hij heeft zich net neergelegd bij het feit dat mijn moeder ons elk weekend wel ergens voor nodig heeft. De ene keer is het de verwarming die rammelt, de andere keer een kapotte lamp of een lekkende kraan. En altijd ben ik degene die het moet oplossen.

Mijn moeder heeft me altijd geleerd dat vrouwen onafhankelijk moeten zijn. ‘Vertrouw nooit op een man, Sanne. Je moet alles zelf kunnen!’ zei ze vroeger als ik huilend thuiskwam omdat ik gepest werd op school. ‘Sterke vrouwen redden zich wel.’ Maar nu, nu haar eigen leven uit elkaar valt, verwacht ze dat ik alles voor haar regel.

‘Mam, luister,’ zeg ik terwijl ik mijn koffie koud laat worden. ‘Misschien kun je beter een specialist bellen. Een loodgieter bijvoorbeeld. Of vraag de huisbaas om hulp. Jeroen en ik hebben ook ons eigen leven.’

Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn. Ik hoor haar ademhaling, zwaar en gekwetst. ‘Dus je laat me gewoon zitten?’

‘Nee mam, maar…’

‘Laat maar,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Ik dacht dat familie er voor elkaar was.’

Ik voel me schuldig, zoals altijd. Alsof ik faal als dochter omdat ik niet alles kan oplossen. Maar tegelijkertijd voel ik woede opborrelen. Waarom moet ík altijd alles dragen?

Na het telefoongesprek staar ik naar mijn handen. Jeroen legt zijn hand op de mijne. ‘Je kunt niet alles voor haar doen, Sanne.’

‘Ze heeft niemand anders,’ fluister ik. ‘Mijn broer woont in Groningen en laat nooit iets van zich horen.’

‘Dat is niet jouw schuld.’

Maar zo voelt het wel.

Die middag ga ik toch naar Utrecht. De kraan blijkt inderdaad te lekken, maar het is niets wat een loodgieter niet kan fixen. Terwijl ik met mijn moeder in haar kleine keuken sta, voel ik de spanning tussen ons.

‘Weet je nog wat je vroeger altijd zei?’ vraag ik voorzichtig. ‘Dat vrouwen onafhankelijk moeten zijn?’

Ze kijkt me aan met die blik die ik zo goed ken – een mengeling van trots en verdriet. ‘Ja, dat heb ik gezegd.’

‘Waarom verwacht je dan nu dat ik alles voor je oplos?’

Ze draait zich om en begint af te wassen. ‘Omdat het leven soms anders loopt dan je denkt,’ zegt ze zacht.

Ik wil haar omhelzen, maar iets houdt me tegen. Misschien is het de pijn van al die jaren waarin zij sterk moest zijn en nu niet meer weet hoe dat moet.

De weken verstrijken en het patroon herhaalt zich. Mijn moeder belt voor elk wissewasje: de verwarming doet raar, de buurvrouw maakt lawaai, de postbode heeft een pakketje verkeerd bezorgd. Steeds vaker stel ik voor om professionals in te schakelen.

‘Dat kost geld,’ zegt ze dan steevast.

‘Je hebt spaargeld, mam.’

‘Dat is voor later.’

‘Wanneer is later?’ vraag ik op een dag gefrustreerd.

Ze zwijgt.

Op een avond barst de bom tijdens een familiediner bij mij thuis. Mijn broer Mark is er ook eens bij, met zijn vriendin Anouk. We eten stamppot en drinken wijn, maar de sfeer is gespannen.

‘Mam belt me elke week,’ zeg ik tegen Mark als we samen in de keuken staan.

Hij haalt zijn schouders op. ‘Ja, mij ook wel eens, maar ik heb het druk.’

‘En dus komt alles op mij neer?’

Hij kijkt me aan met die typische nonchalance die hij altijd had. ‘Jij woont dichterbij.’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Het gaat niet om afstand, Mark. Het gaat om verantwoordelijkheid.’

Als we terug aan tafel zitten, gooit mijn moeder er nog een schepje bovenop. ‘Sanne vindt dat ik te veel hulp vraag,’ zegt ze tegen iedereen.

Anouk kijkt ongemakkelijk weg. Jeroen pakt mijn hand onder tafel.

‘Misschien moet je inderdaad wat meer zelf proberen op te lossen, mam,’ zegt Mark voorzichtig.

Mijn moeder kijkt hem gekwetst aan. ‘Jullie begrijpen het niet,’ zegt ze zacht.

Na het eten ruim ik zwijgend de tafel af. Mijn moeder blijft achter in de woonkamer, starend naar haar handen.

Later die avond stuur ik haar een berichtje: “Mam, ik hou van je, maar ik kan niet alles oplossen. Misschien kunnen we samen kijken naar structurele hulp?”

Ze reageert pas de volgende ochtend: “Ik snap het wel, Sanne. Maar soms voelt het alsof iedereen me vergeet.”

Die woorden blijven dagenlang door mijn hoofd spoken.

Op mijn werk ben ik afwezig en prikkelbaar. Mijn collega’s merken het op.

‘Alles goed thuis?’ vraagt Marieke tijdens de lunchpauze.

Ik knik vaag en neem een slok van mijn thee. Hoe leg je uit dat je verscheurd wordt tussen loyaliteit en zelfbehoud?

Op een avond zit ik met Jeroen op de bank.

‘Misschien moeten we echt professionele hulp inschakelen voor je moeder,’ zegt hij voorzichtig.

Ik knik langzaam. ‘Maar wat als ze zich dan nog meer alleen voelt?’

‘En wat als jij eraan onderdoor gaat?’

Die nacht lig ik wakker en denk aan vroeger: hoe mijn moeder altijd alles alleen deed na de scheiding van mijn vader; hoe ze drie banen had om ons te onderhouden; hoe ze nooit klaagde, nooit vroeg om hulp – tot nu.

De volgende dag bel ik haar op.

‘Mam, zullen we samen iemand zoeken die je kan helpen met klusjes? Iemand die je vertrouwt?’

Ze zucht diep aan de andere kant van de lijn. ‘Misschien is dat wel beter,’ zegt ze uiteindelijk.

We zoeken samen naar een huishoudelijke hulp en een klusjesman uit de buurt. Het kost moeite – vooral emotioneel – maar langzaam ontstaat er ruimte voor iets nieuws tussen ons: wederzijds begrip.

Toch blijft er iets knagen.

Waarom voelt het alsof ik faal als dochter als ik niet alles voor haar doe? En waarom is het zo moeilijk om grenzen te stellen aan degene van wie je het meest houdt?