Opnieuw Zoeken naar Anneke: De Onmogelijke Jacht op Mijn Jeugdliefde

‘Waarom kun je het niet gewoon laten rusten, Bas?’ De stem van mijn moeder trilt terwijl ze de vaatdoek uitwringt boven de gootsteen. Haar handen zijn rood van het hete water, haar blik vermijdt de mijne.

‘Omdat ik het niet kan, mam. Ik moet weten wat er met haar is gebeurd.’ Mijn stem klinkt schor, bijna wanhopig. Ik sta midden in de keuken van mijn ouderlijk huis in Amersfoort, waar alles nog hetzelfde lijkt als vijftien jaar geleden. De geur van koffie, het getik van de klok, de vergeelde foto’s op de koelkast. Maar binnenin mij woedt een storm die nooit is gaan liggen.

Anneke. Haar naam alleen al doet mijn hart sneller kloppen. We waren vijftien toen we elkaar voor het eerst kusten, onder de oude kastanjeboom bij het Eemplein. Ze had sproeten op haar neus en lachte altijd met haar hele gezicht. Ze was alles wat ik niet was: spontaan, dapper, vol dromen. En toen, op een dag, was ze weg. Haar ouders verhuisden halsoverkop naar Groningen – niemand wist waarom. Geen afscheid, geen briefje, niets.

Jarenlang probeerde ik haar te vergeten. Ik ging studeren in Utrecht, kreeg vrienden, relaties die nooit echt iets voorstelden. Maar Anneke bleef in mijn hoofd wonen als een liedje dat je niet uit kunt zetten. Soms dacht ik haar te zien in de trein, of hoorde ik haar lach in een menigte. Maar het was altijd iemand anders.

Tot vorige week. Ik stond in de rij bij Albert Heijn toen ik haar zag – of dacht te zien. Ze droeg haar haar nu korter, maar die ogen… Diezelfde warme blik, alsof ze dwars door me heen keek. Voordat ik iets kon zeggen, was ze verdwenen tussen de schappen.

Sindsdien slaap ik nauwelijks. Mijn vriendin Marieke merkt het op.

‘Je bent er niet bij met je hoofd,’ zegt ze terwijl ze haar jas aantrekt. ‘Is er iets?’

Ik twijfel even. ‘Het is niks,’ lieg ik.

Maar het is alles.

’s Nachts lig ik wakker en vraag ik me af: wat als ik haar vind? Wat als zij mij niet meer wil kennen? Of erger nog: wat als ze gelukkig is zonder mij?

Mijn broer Jeroen lacht me uit als ik hem vertel over mijn zoektocht.

‘Je bent gek,’ zegt hij terwijl hij een biertje opentrekt. ‘Iedereen heeft wel een jeugdliefde die ze niet kunnen vergeten. Dat betekent niet dat je haar moet gaan stalken.’

‘Ik stalk haar niet,’ verdedig ik mezelf. ‘Ik wil gewoon weten hoe het met haar gaat.’

‘En wat als ze getrouwd is? Kinderen heeft? Je maakt jezelf alleen maar gek.’

Misschien heeft hij gelijk. Maar toch kan ik het niet loslaten.

Ik begin te zoeken op Facebook, LinkedIn, Instagram – nergens een spoor van Anneke van Dijk uit Amersfoort. Haar profiel lijkt van de aardbodem verdwenen. Ik stuur een bericht naar een oude vriendin van ons, Sanne.

‘Weet jij waar Anneke is?’ typ ik nerveus.

Het duurt uren voordat ze antwoordt.

‘Geen idee,’ schrijft ze uiteindelijk. ‘We hadden na de verhuizing geen contact meer. Waarom vraag je?’

Ik staar naar het scherm en voel me belachelijk. Waarom vraag ik dit eigenlijk? Wat hoop ik te vinden?

Toch geef ik niet op. Ik zoek naar haar ouders in het telefoonboek – niets. Ik overweeg zelfs om naar Groningen te rijden en aan te bellen bij elk huis met de naam Van Dijk op de bel.

Mijn moeder kijkt me bezorgd aan als ik haar vertel over mijn plannen.

‘Bas, je moet verder met je leven,’ zegt ze zachtjes. ‘Sommige dingen zijn niet bedoeld om terug te halen.’

Maar hoe doe je dat? Hoe laat je los wat je nooit hebt afgesloten?

Op een regenachtige woensdag besluit ik toch naar Groningen te gaan. De stad voelt vreemd en koud; de mensen haasten zich langs me heen met paraplu’s en boodschappentassen. Ik loop door onbekende straten, kijkend naar ramen in de hoop een glimp van haar op te vangen.

Na uren dwalen geef ik het op en ga zitten in een café aan de Vismarkt. Mijn telefoon trilt: een bericht van Marieke.

‘Waar ben je?’

Ik typ: ‘Even weg.’

Ze belt meteen.

‘Bas, wat is er aan de hand? Je doet zo raar de laatste tijd.’

Ik slik. ‘Ik… Ik ben in Groningen.’

‘Groningen? Waarom?’

‘Ik zoek iemand.’

Het is even stil aan de andere kant van de lijn.

‘Anneke?’ vraagt ze zachtjes.

Ik knijp mijn ogen dicht. ‘Ja.’

Ze zucht diep. ‘En wat als je haar vindt? Denk je dat alles dan weer goedkomt?’

Ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik moet proberen.

De dagen daarna voel ik me leeg en schuldig tegenover Marieke. Ze verdient beter dan iemand die leeft in het verleden. Maar hoe vertel je iemand dat je hart nog steeds ergens anders ligt?

Op een avond zit ik met mijn vader in de tuin. Hij steekt zwijgend een sigaar op en kijkt naar de sterren.

‘Je moeder maakt zich zorgen om je,’ zegt hij uiteindelijk.

‘Ik weet het.’

‘Soms moet je accepteren dat sommige dingen voorbij zijn, Bas.’

Ik knik, maar diep vanbinnen blijf ik hopen.

Een week later krijg ik een onverwacht bericht op Facebook van een onbekend account: ‘Hoi Bas, lang niet gezien…’

Mijn hart slaat over als ik zie wie het is: Anneke.

We spreken af in een park in Utrecht, op neutraal terrein. Als ik haar zie aankomen – ouder, volwassener, maar nog steeds Anneke – weet ik even niet wat ik moet zeggen.

Ze glimlacht onzeker. ‘Dus… je zocht me?’

Ik knik. ‘Al heel lang.’

We praten urenlang over vroeger, over nu, over alles wat we zijn kwijtgeraakt en gevonden onderweg. Ze vertelt over haar leven in Groningen, haar studie psychologie, haar relatie die net uit is gegaan.

‘En jij?’ vraagt ze uiteindelijk.

Ik kijk naar mijn handen. ‘Ik heb een vriendin… Maar eerlijk gezegd weet ik niet meer wat ik voel.’

Ze knikt begrijpend. ‘Soms moet je dingen loslaten om verder te kunnen.’

Als we afscheid nemen, weet ik dat dit het einde is van mijn zoektocht – en misschien ook wel het begin van iets nieuws.

Thuis vertel ik Marieke alles. Ze huilt, maar bedankt me voor mijn eerlijkheid. We besluiten samen verder te gaan – of juist niet – dat weten we nog niet.

’s Nachts lig ik wakker en denk aan Anneke, aan Marieke, aan alles wat had kunnen zijn en nooit zal zijn.

Is het ooit mogelijk om echt los te laten? Of blijven sommige liefdes altijd ergens in ons bestaan?