Onzichtbaar Tussen Twee Werelden: Mijn Gevecht om Gezien te Worden
‘Waarom krijg jij altijd alles, Anneke? Waarom lijkt het alsof mama jou liever heeft dan mij?’ Mijn stem trilde, maar ik kon het niet langer inslikken. Anneke keek me aan, haar ogen groot van verbazing. ‘Waar heb je het over, Marloes? Je weet toch dat mama gewoon… zo is?’
Maar ik wist het niet. Of misschien wilde ik het niet weten. Vanaf het moment dat ik met Jeroen trouwde, voelde ik me een indringer in zijn familie. Zijn moeder, mevrouw Van Dijk, was altijd beleefd tegen mij, maar haar warmte was gereserveerd voor Anneke, de vrouw van Jeroens broer. Anneke kreeg de mooiste cadeaus met Sinterklaas, haar kinderen werden overladen met aandacht en als er hulp nodig was, stond mijn schoonmoeder direct bij haar op de stoep. Wij kregen een kaartje, soms een bos bloemen – symbolisch, alsof ze daarmee haar plicht had gedaan.
Jeroen zag het niet. Of hij wilde het niet zien. ‘Je overdrijft,’ zei hij als ik voorzichtig begon over het verschil in behandeling. ‘Mam bedoelt het niet zo. Ze houdt gewoon van iedereen op haar eigen manier.’ Maar ik voelde het in alles: bij verjaardagen waar Anneke’s taart altijd als eerste werd aangesneden, bij familiediners waar mijn kinderen aan de rand van de tafel zaten en die van Anneke naast oma.
Het werd pas echt pijnlijk toen we ons huis wilden verbouwen. Anneke en haar man kregen zonder aarzelen een flinke lening van mijn schoonouders. Wij kregen een envelop met honderd euro en een glimlach. ‘Jullie redden je wel, toch?’ zei mevrouw Van Dijk terwijl ze me aankeek met die blik die ik niet kon peilen – medelijden? Onverschilligheid? Of gewoon onvermogen om mij te zien?
Ik probeerde het te negeren, probeerde dankbaar te zijn voor wat we wél kregen. Maar elke keer als ik Anneke zag pronken met haar nieuwe keuken, voelde ik een steek van jaloezie en verdriet. Waarom was ik nooit genoeg? Wat deed ik verkeerd?
Op een zondagmiddag, tijdens een familielunch in hun ruime tuin in Amersfoort, barstte de bom. De kinderen speelden op het gras terwijl de volwassenen koffie dronken. Mevrouw Van Dijk kwam naast me zitten. ‘Marloes,’ zei ze zacht, ‘je ziet er moe uit. Gaat alles wel goed?’
Ik slikte. ‘Het gaat wel,’ zei ik. Maar ze keek me aan met die afstandelijke blik en ik voelde de tranen branden.
‘Waarom helpt u ons nooit zoals u Anneke helpt?’ floepte ik eruit voordat ik mezelf kon tegenhouden.
Er viel een stilte. Jeroen keek verschrikt op van zijn koffie. Anneke’s man, Bas, keek ongemakkelijk weg.
‘Marloes…’ begon mevrouw Van Dijk langzaam, ‘ik probeer iedereen te geven wat hij nodig heeft.’
‘Maar wij hebben ook hulp nodig!’ Mijn stem brak. ‘Waarom ziet u dat niet?’
Ze zuchtte diep en vouwde haar handen in haar schoot. ‘Jullie zijn zo zelfstandig. Ik dacht dat jullie het liever zelf deden.’
‘Dat is niet eerlijk,’ zei ik zacht. ‘Soms wil ik ook gewoon gezien worden.’
De rest van de middag verliep stroef. Jeroen was boos dat ik het zo openlijk had aangekaart. In de auto naar huis was het stil.
‘Waarom moest je dat nou doen?’ vroeg hij uiteindelijk.
‘Omdat ik het niet meer trek,’ fluisterde ik. ‘Ik voel me onzichtbaar in jouw familie.’
De weken daarna probeerde ik afstand te nemen. Ik sloeg een paar familie-etentjes over en stortte me op mijn werk als docent Nederlands op een middelbare school in Utrecht. Maar het knaagde aan me. Ik wilde niet verbitterd raken, niet veranderen in iemand die alleen nog maar kon klagen.
Op een avond zat ik met mijn dochtertje Lotte op schoot naar oude foto’s te kijken. Ze wees naar een foto van oma Van Dijk met Anneke’s kinderen op schoot.
‘Waarom zit oma nooit zo met mij?’ vroeg ze.
Mijn hart brak opnieuw. Hoe leg je zoiets uit aan een kind?
Ik besloot opnieuw het gesprek aan te gaan met Jeroen. Dit keer zonder verwijten.
‘Kunnen we samen met je moeder praten?’ vroeg ik voorzichtig.
Hij knikte uiteindelijk, zij het met tegenzin.
Een week later zaten we bij mevrouw Van Dijk aan tafel. Ik had mijn woorden zorgvuldig gekozen.
‘Ik wil graag begrijpen waarom dingen gaan zoals ze gaan,’ begon ik. ‘Het voelt soms alsof er verschil wordt gemaakt tussen ons en Anneke.’
Ze zweeg lang voordat ze antwoordde.
‘Misschien heb ik fouten gemaakt,’ zei ze uiteindelijk zacht. ‘Anneke heeft altijd meer moeite gehad om haar weg te vinden. Jij leek altijd zo sterk.’
‘Sterk zijn betekent niet dat je geen liefde of steun nodig hebt,’ zei ik voorzichtig.
Ze knikte langzaam en pakte mijn hand vast – voor het eerst voelde haar aanraking warm.
Het was geen magische oplossing; de verhoudingen veranderden niet van de ene op de andere dag. Maar er kwam ruimte voor eerlijkheid en kwetsbaarheid. Ik leerde dat rechtvaardigheid in families soms betekent dat je je uit moet spreken, ook al is dat pijnlijk.
Toch blijft er iets wringen als we samen zijn – een gevoel dat ik altijd net iets harder moet werken om erbij te horen.
Soms vraag ik me af: hoeveel moed is er nodig om jezelf zichtbaar te maken in een wereld die je liever over het hoofd ziet? En hoeveel liefde moet je geven voordat je die eindelijk terugkrijgt?