Onder het Dak van Onzekerheid: Hoe Mijn Man’s Verleden Mijn Heden Bepaalde
‘Waarom moet zij altijd precies komen als ik net thuis ben?’ Mijn stem trilt terwijl ik de boodschappentas op het aanrecht zet. Martijn kijkt me even aan, zijn ogen vol vermoeidheid. ‘Saskia kan er ook niks aan doen dat haar trein altijd vertraging heeft, Noor.’
Ik zucht. ‘Het voelt gewoon… ongemakkelijk. Alsof ik altijd op eieren loop als zij hier is.’
Martijn zegt niets meer. Hij draait zich om en loopt naar de woonkamer, waar zijn zoon Daan op de bank zit te gamen. Ik hoor hun stemmen, het gelach van een vader en zoon die elkaar maar eens per twee weken zien. En dan voel ik het weer: die steek van jaloezie, die knagende onzekerheid. Ik ben 34, getrouwd, een goede baan bij de gemeente Haarlem, en toch voel ik me als een indringer in mijn eigen huis.
De eerste keer dat ik Saskia ontmoette, was op een regenachtige vrijdagavond. Ze stond in de gang, haar natte haar plakte aan haar wangen. ‘Hoi, ik ben Saskia,’ zei ze, haar stem verrassend zacht. Ik had haar meedogenloos voorgesteld als een soort rivale, maar ze was gewoon… menselijk. Toch bleef er iets tussen ons hangen, iets onuitgesproken.
‘Noor, kun je even helpen met de koffers?’ roept Martijn vanuit de hal. Ik loop naar voren en zie Saskia staan met Daans sporttas. Ze glimlacht beleefd naar me. ‘Hoi Noor. Sorry dat het weer zo laat is geworden.’
‘Geeft niet,’ lieg ik. Mijn handen trillen als ik de tas aanpak.
We drinken koffie aan de keukentafel terwijl Daan boven zijn spullen inpakt. De stilte is ongemakkelijk. Saskia kijkt naar haar kopje, draait het langzaam rond. ‘Het blijft lastig hè, zo’n wissel?’ zegt ze plotseling.
Ik knik voorzichtig. ‘Ja, het is wennen.’
Ze kijkt me aan, haar blik doordringend maar niet vijandig. ‘Weet je, ik had nooit gedacht dat ik ooit in deze situatie zou zitten. Dat Daan twee huizen zou hebben. Dat Martijn…’ Ze slikt. ‘Dat hij gelukkig zou zijn met iemand anders.’
Mijn hart slaat over. ‘Ik voel me soms ook schuldig,’ fluister ik. ‘Alsof ik iets heb afgepakt.’
Saskia lacht schamper. ‘Jij hebt niks afgepakt, Noor. Het was al stuk voordat jij kwam.’
De woorden hangen tussen ons in als mist boven de grachten van Haarlem. Voor het eerst zie ik haar niet als bedreiging, maar als iemand die net zo verloren is als ik.
Die avond lig ik wakker naast Martijn. Zijn ademhaling is diep en gelijkmatig; hij slaapt al lang. Mijn gedachten razen. Waarom voel ik me zo onzeker? Waarom kan ik niet gewoon gelukkig zijn met wat ik heb?
De weken verstrijken en elke keer als Saskia Daan komt brengen of halen, probeer ik haar te ontwijken. Maar op een zondagmiddag, als Martijn met Daan naar voetbal is en Saskia onverwacht aanbelt om iets op te halen wat Daan vergeten is, kan ik niet anders dan haar binnenlaten.
Ze kijkt om zich heen in onze woonkamer – mijn planten op de vensterbank, mijn boeken op de plank – en zucht diep. ‘Het is mooi hier,’ zegt ze zacht.
‘Dank je,’ antwoord ik voorzichtig.
Ze gaat zitten en staart naar haar handen. ‘Weet je wat het moeilijkste is? Niet dat Martijn verder is gegaan. Maar dat ik soms het gevoel heb dat ik nergens meer bij hoor.’
Haar woorden raken me onverwacht hard. ‘Dat herken ik,’ zeg ik na een lange stilte. ‘Ik voel me ook vaak buitenstaander in mijn eigen huis.’
Saskia lacht verdrietig. ‘Misschien zijn we dat ook wel allebei.’
We praten die middag urenlang – over Daan, over Martijn, over dromen die we hadden en die niet uitkwamen. Over hoe het leven soms andere plannen heeft dan jijzelf.
Als Martijn thuiskomt met Daan en ons samen ziet zitten, fronst hij verbaasd zijn wenkbrauwen. ‘Wat gezellig hier,’ zegt hij voorzichtig.
Saskia staat op en pakt haar jas. Ze kijkt me aan met een blik die alles zegt: begrip, medelijden misschien zelfs vriendschap.
Vanaf die dag verandert er iets tussen ons drieën. De overdrachten verlopen soepeler; er wordt gelachen aan de keukentafel; Daan straalt omdat hij voelt dat er minder spanning is.
Toch blijft er altijd een schaduw hangen – een herinnering aan hoe kwetsbaar geluk kan zijn.
Op een avond zit ik alleen in de tuin met een glas wijn en kijk naar de sterren boven Haarlem. Ik denk aan Saskia, aan Martijn, aan Daan – aan hoe onze levens onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn geraakt door keuzes die we ooit maakten.
Was dit wat volwassen zijn betekende? Accepteren dat geluk soms pijn doet? Dat liefde niet altijd eenvoudig is?
Ik vraag me af: hoeveel mensen voelen zich net als wij – vreemden in hun eigen leven? En durven we daar eerlijk over te zijn?