Onder één dak met mijn schoonmoeder: Hoe ik mezelf bijna verloor en weer vond
‘Waarom staat jouw fiets weer in de gang, Eva? Je weet toch dat ik daar niet langs kan met de boodschappen!’ De stem van Ria, mijn schoonmoeder, galmt door het trappenhuis. Mijn hart slaat over. Ik ben net thuis van mijn werk als docent op een basisschool in Utrecht en heb mijn fiets, zoals altijd, snel binnengezet om hem te beschermen tegen de regen.
‘Sorry Ria, ik zal hem zo verplaatsen,’ roep ik terug, terwijl ik mijn jas uittrek. Mijn man Daan komt net de trap af. Zijn blik zegt genoeg: weer ruzie. We wonen nu bijna een jaar bij zijn moeder in huis, sinds we geen betaalbare woning konden vinden. Het was bedoeld als tijdelijke oplossing, maar inmiddels voelt het als een gevangenis.
‘Je hoeft niet altijd sorry te zeggen,’ fluistert Daan als hij me passeert. ‘Ze zoekt gewoon iets om over te klagen.’
Ik knik, maar voel de tranen prikken. Elke dag hetzelfde liedje: discussies over de was, het avondeten, zelfs over hoe hard ik mijn schoenen neerzet op de trap. Ria’s huis is haar domein en wij zijn indringers, zelfs al zijn we familie.
Die avond aan tafel is het stil. Ria schept boerenkool op alsof ze cement giet. ‘Vroeger,’ begint ze, ‘hadden mensen respect voor hun ouders. Nu lijkt het wel alsof jullie alleen aan jezelf denken.’
Daan legt zijn vork neer. ‘Mam, we proberen echt rekening te houden met je. Maar het is ook ons huis nu.’
‘Jullie betalen geen huur,’ snuift ze. ‘Dus nee, het is niet jullie huis.’
Ik voel hoe mijn handen trillen onder de tafel. Ik wil iets zeggen, maar durf niet. Daan kijkt me aan, zijn ogen vol excuses. Na het eten vlucht ik naar onze kamer – een kleine ruimte waar onze koffers nog steeds half uitgepakt op de grond liggen.
Die nacht lig ik wakker naast Daan. ‘Ik trek dit niet meer,’ fluister ik in het donker. ‘Ik voel me hier zo klein.’
Daan slaat zijn arm om me heen. ‘We vinden wel iets, Eva. Echt waar.’
Maar weken worden maanden. De huizenmarkt is krankzinnig; elke bezichtiging eindigt met een afwijzing of een huurprijs die ons spaargeld opslokt. Ondertussen wordt Ria’s humeur steeds grimmiger.
Op een zondagmiddag barst de bom. Ik sta in de keuken als Ria binnenstormt. ‘Heb jij mijn theedoeken gebruikt? Ze ruiken naar jouw wasmiddel!’
‘Ja, ik dacht—’
‘Je denkt nooit na! Dit is mijn huis, mijn regels! Als je dat niet accepteert, kun je beter vertrekken!’
Mijn handen beven zo erg dat ik bijna het kopje laat vallen. Daan komt binnen en ziet meteen wat er aan de hand is.
‘Mam, nu is het genoeg!’ roept hij. ‘Je behandelt Eva als een indringer! We zijn je kinderen niet meer, we zijn volwassenen!’
Ria’s gezicht vertrekt van woede en verdriet tegelijk. ‘Jullie begrijpen niets van opoffering! Ik heb alles voor Daan gedaan en nu kiest hij voor jou!’
De stilte die volgt is ondraaglijk. Ik vlucht naar buiten, de regen in, zonder jas.
Op een bankje in het park laat ik eindelijk alles gaan. Tranen stromen over mijn wangen terwijl ik naar de grijze lucht staar. Waarom voel ik me zo schuldig? Waarom kan ik niet gewoon gelukkig zijn met Daan?
Na een uur komt Daan naast me zitten. Zijn haar is nat van de regen.
‘We moeten weg hier,’ zegt hij zacht. ‘Desnoods slapen we op een matras in een studio van 25 vierkante meter.’
Ik knik en voor het eerst in maanden voel ik hoop.
De volgende weken zoeken we dag en nacht naar iets betaalbaars. Uiteindelijk vinden we een piepklein appartementje in Kanaleneiland – oud, gehorig, maar van ons samen.
De dag van de verhuizing is bitterzoet. Ria staat in de deuropening met haar armen over elkaar.
‘Dus dit is het dan?’ vraagt ze kil.
Daan knikt. ‘We moeten dit doen, mam.’
Ze kijkt mij aan, haar blik zachter dan verwacht. ‘Zorg goed voor hem, Eva.’
Ik slik en knik.
In ons nieuwe huis slapen we die eerste nacht op matrassen tussen verhuisdozen vol dromen en onzekerheden. Maar als ik wakker word naast Daan en het zonlicht door het vieze raam zie vallen, weet ik dat dit het waard was.
Toch blijft Ria’s stem soms in mijn hoofd echoën: ben ik ondankbaar? Had ik meer begrip moeten tonen? Of mag je ook kiezen voor jezelf als je familie je verstikt?
Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen familie en je eigen geluk? Is liefde soms niet genoeg als je geen ruimte krijgt om jezelf te zijn?