Na vijftig dacht ik dat het niet meer kon. Maar mijn man werd verliefd… op een collega

‘Wat ruik je lekker…’ Mijn stem trilt terwijl ik het zeg. Ik probeer luchtig te klinken, maar de spanning in de keuken is te snijden. Mijn man, Erik, kijkt niet op van zijn telefoon. ‘Oh, dat? In de wc stond zo’n spuitbus, denk dat ik per ongeluk heb gesprayd.’ Hij lacht kort, maar zijn ogen blijven strak op het scherm gericht.

Ik weet niet waarom, maar die geur – fris, een beetje bloemig – blijft hangen in mijn hoofd. Erik heeft nooit iets met geurtjes gehad. Hij vond parfum overdreven, iets voor jonge jongens die indruk willen maken. Maar nu, na dertig jaar huwelijk, ruikt hij ineens naar iets wat niet bij hem past.

Die avond lig ik wakker. Ik luister naar zijn ademhaling naast me, zwaar en regelmatig. Mijn gedachten razen. Is dit wat het is? Word je na je vijftigste gewoon onzichtbaar voor elkaar? Of is er iets anders aan de hand?

De dagen daarna let ik op alles. Erik komt later thuis, zegt dat het druk is op kantoor. Hij lacht vaker naar zijn telefoon dan naar mij. Tijdens het eten vertelt hij over een nieuwe collega: Marloes. ‘Ze is jong, maar slim. Echt een frisse wind op kantoor.’

‘Wat leuk,’ zeg ik, maar mijn stem klinkt hol. Onze dochter, Lotte, kijkt me even aan met een blik die zegt: “Mam, maak je nou weer druk?”

Op een zaterdagmiddag zit ik met mijn zus Anja aan de keukentafel. ‘Je ziet spoken,’ zegt ze terwijl ze haar thee roert. ‘Erik is geen type voor avontuurtjes.’

‘Dat dacht ik ook,’ fluister ik. ‘Maar hij is veranderd. Hij lacht anders. Hij… ruikt anders.’

Anja zucht. ‘Misschien moet je hem gewoon vragen wat er aan de hand is.’

Maar dat durf ik niet. Wat als hij zegt wat ik niet wil horen?

Een week later vind ik per ongeluk een bonnetje in zijn jaszak. Parfumerie Douglas. “Dior Homme – 50 ml”. Mijn hart slaat over. Ik staar naar het papiertje alsof het een bom is die elk moment kan ontploffen.

Die avond wacht ik tot Lotte naar haar kamer is gegaan en Erik de afwas doet.

‘Heb je soms parfum gekocht?’ vraag ik zo nonchalant mogelijk.

Hij draait zich om, zijn handen druipen van het sop. ‘Ja, was in de aanbieding. Dacht: waarom niet?’

‘Voor jezelf?’

Hij knikt te snel.

‘Of voor iemand anders?’

Hij kijkt me aan, ogen donkerder dan normaal. ‘Wat bedoel je daarmee?’

‘Niets… laat maar.’

De stilte die volgt is ijzig.

De weken verstrijken en Erik wordt steeds afstandelijker. Hij slaapt vaker op de bank ‘omdat hij slecht slaapt’. Lotte merkt het ook. Op een avond komt ze mijn kamer binnen terwijl ik in bed lig te lezen.

‘Mam… gaat het wel goed tussen jou en papa?’

Ik slik de brok in mijn keel weg. ‘Waarom vraag je dat?’

Ze haalt haar schouders op. ‘Jullie praten bijna niet meer.’

Ik wil haar geruststellen, zeggen dat alles goedkomt, maar ik weet dat het niet waar is.

Op een regenachtige donderdagavond komt Erik laat thuis. Ik zit in de woonkamer met een glas wijn, de televisie zachtjes aan.

‘We moeten praten,’ zegt hij zonder me aan te kijken.

Mijn hart bonkt in mijn keel.

‘Ik… Ik weet niet hoe ik dit moet zeggen,’ begint hij. ‘Maar ik voel me al een tijd niet gelukkig meer.’

Ik knik langzaam. ‘Is er iemand anders?’

Hij zwijgt even te lang.

‘Marloes?’ fluister ik.

Hij knikt schuldig.

De kamer draait om me heen. Alles waar ik zeker van was, valt uit elkaar als zand tussen mijn vingers.

‘Hoe lang al?’ vraag ik met een stem die niet van mij lijkt te zijn.

‘Een paar maanden,’ zegt hij zacht. ‘Het was niet gepland…’

Ik lach bitter. ‘Dat zeggen ze altijd.’

Erik pakt zijn jas en vertrekt die nacht naar zijn broer in Utrecht.

De dagen daarna leef ik op automatische piloot. Lotte is woedend op haar vader en weigert met hem te praten. Mijn moeder belt elke dag om te vragen of ik wel eet.

Op een ochtend vind ik een briefje van Lotte op de keukentafel: “Mam, je bent sterker dan je denkt.” Ik huil tot mijn ogen rood zijn.

Anja komt langs met bloemen en chocola. ‘Je moet jezelf niet verliezen,’ zegt ze streng. ‘Je bent meer dan alleen Eriks vrouw.’

Maar wie ben ik dan? Na dertig jaar huwelijk weet ik niet meer wie “ik” ben zonder hem.

Op een dag besluit ik naar het strand te gaan, alleen. De wind giert om mijn oren terwijl ik over het natte zand loop. Ik denk aan vroeger: hoe Erik en ik elkaar leerden kennen op een feestje in Groningen, hoe we samen lachten om stomme grappen, hoe we Lotte vasthielden toen ze voor het eerst naar school ging.

Was het allemaal echt? Of heb ik mezelf voor de gek gehouden?

’s Avonds bel ik Erik toch op.

‘Waarom zij?’ vraag ik zonder omwegen.

Hij zucht diep aan de andere kant van de lijn. ‘Ze ziet me zoals jij me vroeger zag.’

Die woorden snijden dieper dan alles wat hij had kunnen zeggen.

De weken worden maanden. Ik leer opnieuw te leven zonder Erik. Ik ga weer schilderen, iets wat ik vroeger graag deed maar altijd had opgegeven omdat “er geen tijd voor was”. Lotte en ik groeien dichter naar elkaar toe; we maken samen lange wandelingen door het Vondelpark en praten over alles behalve haar vader.

Soms zie ik Erik nog in de supermarkt of op straat, hand in hand met Marloes. Het doet pijn, maar minder dan eerst.

Op een avond zit ik met Anja op het balkon, kijkend naar de ondergaande zon boven Amsterdam.

‘Denk je dat je ooit weer gelukkig wordt?’ vraagt ze zacht.

Ik haal diep adem en kijk naar de lucht die langzaam paars kleurt.

‘Misschien wel,’ zeg ik voorzichtig. ‘Misschien moet geluk soms opnieuw gevonden worden.’

En nu vraag ik me af: hoeveel vrouwen zoals ik beginnen na hun vijftigste opnieuw? En durven we nog te geloven in liefde – of alleen in onszelf?