Na tien jaar stilte staat Mark ineens voor de deur: Wat nu?
‘Mam, wie is die man bij de voordeur?’ Daan’s stem trilt terwijl hij door het raam gluurt. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik weet het meteen. Mark. Na tien jaar stilte, tien jaar waarin ik hem heb gehaat, gemist, vervloekt en vergeten probeerde te raken, staat hij daar. Zijn handen in zijn jaszakken, zijn blik onzeker.
‘Blijf jij maar even hier,’ zeg ik tegen Daan, maar ik hoor mijn eigen stem nauwelijks. Mijn benen voelen zwaar als lood als ik naar de deur loop. Mijn moeder, die net in de keuken staat te rommelen, kijkt me vragend aan. ‘Wie is dat?’ vraagt ze zacht, maar ik negeer haar.
Als ik de deur open, ruik ik de regen op zijn jas. ‘Hoi Eva,’ zegt hij. Zijn stem is nog hetzelfde: warm, maar nu met een randje schaamte. ‘Mag ik even met je praten?’
Ik wil hem uitschelden, hem wegsturen, maar ik voel ook een steek van nieuwsgierigheid. ‘Waarom nu?’ sis ik tussen mijn tanden door. ‘Na al die jaren?’
Hij slikt. ‘Ik… Ik weet dat ik alles verpest heb. Maar ik wil Daan leren kennen. Ik wil het goedmaken.’
Achter me hoor ik Daan’s voetstappen op de gang. ‘Mam?’
Mark kijkt langs mij heen en zijn ogen worden vochtig als hij Daan ziet. Mijn zoon, tien jaar oud, met zijn warrige haar en grote blauwe ogen – Mark’s ogen.
‘Wie ben jij?’ vraagt Daan.
Ik voel me verscheurd. Hoe leg je aan een kind uit dat zijn vader ineens weer in beeld is? Dat hij niet zomaar weg was, maar dat hij ons in de steek liet? Dat ik hem probeerde te beschermen tegen die pijn?
‘Daan, dit is…’ Mijn stem breekt.
Mark knielt neer. ‘Hoi Daan. Ik ben Mark. Ik ben je vader.’
De stilte is ondraaglijk. Daan kijkt mij aan, dan Mark. ‘Waarom ken ik jou niet?’ vraagt hij zacht.
Mark’s schouders zakken. ‘Omdat ik dom was. Omdat ik niet wist hoe ik een vader moest zijn.’
Daan draait zich om en rent naar boven. De deur van zijn kamer slaat dicht.
Ik draai me naar Mark. ‘Zie je wat je doet? Je komt hier zomaar binnenvallen en verwacht… wat eigenlijk? Dat alles vergeten is?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee. Maar ik wil het proberen. Mag ik alsjeblieft met je praten?’
We zitten zwijgend aan de keukentafel. Mijn moeder zet koffie neer en kijkt Mark vernietigend aan. ‘Je hebt haar kapotgemaakt,’ zegt ze fel.
Mark knikt schuldbewust. ‘Ik weet het mevrouw Van Dijk.’
‘Waarom nu?’ vraag ik opnieuw.
Hij friemelt aan zijn mok. ‘Mijn vader is overleden vorige maand. Op zijn sterfbed zei hij dat hij spijt had van alles wat hij niet gedaan had. Dat zette me aan het denken.’
Ik voel woede opborrelen. ‘Dus nu pas besef je wat je mist? Omdat je eigen vader dood is?’
Hij knikt langzaam.
Mijn moeder schudt haar hoofd en loopt de kamer uit.
‘Eva… Ik weet dat ik geen recht heb om iets te vragen. Maar mag ik Daan leren kennen? Al is het maar een beetje?’
Die nacht lig ik wakker in bed. Daan slaapt onrustig; hij heeft gehuild tot hij in slaap viel. Mijn hoofd maalt: wat is het beste voor hem? Kan ik Mark ooit vergeven? Wil ik dat wel?
De volgende ochtend zit Daan stilletjes aan tafel met zijn cornflakes.
‘Mam… Is Mark echt mijn vader?’
Ik knik voorzichtig.
‘Waarom ging hij weg?’
Ik zucht diep. ‘Soms maken grote mensen fouten waar ze heel veel spijt van krijgen.’
‘Wil jij dat hij terugkomt?’
Die vraag snijdt door mijn ziel. ‘Ik weet het niet lieverd.’
Op school word ik gebeld door mijn zus Marieke: ‘Wat is er gebeurd? Mam zegt dat Mark terug is!’ Haar stem klinkt bezorgd én nieuwsgierig.
‘Ja… Hij stond ineens voor de deur.’
‘En wat ga je doen?’
‘Ik weet het niet Mariek… Ik ben zo boos, maar ook zo moe van alles alleen moeten doen.’
‘Misschien moet je hem een kans geven voor Daan,’ zegt ze voorzichtig.
Maar mijn broer Bas denkt daar anders over als hij ’s avonds langskomt: ‘Laat die klootzak lekker stikken! Hij heeft jullie laten zitten toen jullie hem het hardst nodig hadden.’
De dagen erna belt Mark elke avond aan om te vragen hoe het gaat met Daan. Soms praat hij even met hem door het raam; korte gesprekjes over voetbal of school.
Op een zondagmiddag vraagt Daan: ‘Mag ik met Mark naar het park?’
Mijn hart slaat over van angst en jaloezie – straks vindt Daan hem leuker dan mij, straks raak ik hem kwijt aan die man die nooit voor hem gezorgd heeft.
Toch laat ik ze samen gaan, met lood in mijn schoenen.
Als ze terugkomen zie ik iets zachts in Daan’s blik; hij lacht op een manier die ik lang niet heb gezien.
Die avond zit Mark weer aan de keukentafel.
‘Eva… Ik wil niet alleen Daan leren kennen, maar ook jou laten zien dat ik veranderd ben.’
Ik kijk hem aan en zie oprechte spijt in zijn ogen.
‘Dat zal tijd kosten,’ zeg ik zacht.
De weken verstrijken en langzaam groeit er iets nieuws tussen ons drieën: ongemakkelijk, breekbaar, maar ook hoopvol.
Toch blijft de angst knagen: wat als hij weer verdwijnt? Wat als Daan opnieuw gekwetst wordt?
Op een avond zit ik alleen op de bank, kijkend naar oude foto’s van mij en Daan toen hij nog klein was – zonder Mark.
Mijn moeder komt naast me zitten en legt haar hand op mijn knie.
‘Je hoeft het niet alleen te doen lieverd,’ zegt ze zacht.
Tranen prikken achter mijn ogen.
‘Wat als ik weer gekwetst word mam? Wat als Daan straks meer van hem houdt dan van mij?’
Ze glimlacht flauwtjes.
‘Liefde is geen wedstrijd Eva. Je hebt altijd gedaan wat het beste was voor Daan.’
Die nacht droom ik van een toekomst waarin we samen aan tafel zitten: Mark, Daan en ik – lachend, pratend, zonder angst of verwijten.
Maar als ik wakker word weet ik dat het nooit zo simpel zal zijn.
Soms vraag ik me af: kun je iemand echt vergeven die je zo diep heeft gekwetst? En hoe bescherm je je kind tegen een tweede afscheid?
Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?