Na het Huwelijk Ontdekte ik dat Mijn Man Alleen naar Zijn Moeder Luistert: Mijn Gevecht om Mijn Eigen Stem Terug te Vinden
‘Waarom moet jij altijd alles overleggen met je moeder, Daan?’ Mijn stem trilde terwijl ik de afwasborstel in de gootsteen liet vallen. Het sop spatte op mijn handen, maar ik voelde het nauwelijks. Daan keek me niet aan. Hij stond met zijn rug naar me toe, zijn schouders gespannen. ‘Ze bedoelt het alleen maar goed, Iris. Ze wil gewoon helpen.’
Ik slikte. De geur van bloemkool hing zwaar in de keuken van zijn moeder, een geur die ik inmiddels associeerde met alles wat ik hier miste: mijn eigen plek, mijn eigen keuzes. Toen we trouwden, dacht ik dat we samen een leven zouden opbouwen. Maar nu, drie maanden later, voelde het alsof ik getrouwd was met een moeder-zoon-duo in plaats van met Daan alleen.
Gabriëlle, zijn moeder, was overal. Ze was er als we wakker werden – ‘Goedemorgen, lieverdjes! Zal ik een eitje bakken?’ – en ze was er als we naar bed gingen – ‘Niet vergeten het licht uit te doen beneden!’ Zelfs onze boodschappenlijst werd door haar samengesteld. ‘Iris, je koopt toch geen kant-en-klare maaltijden hè? Dat is zo ongezond.’
Mijn eigen appartement stond leeg. Ik had het opgegeven omdat Gabriëlle zei dat het ‘praktischer’ was om bij haar in te trekken tot we iets groters vonden. Daan vond het wel makkelijk; hij hoefde niets te regelen. Ik vond het verstikkend.
‘Daan, luister je eigenlijk wel naar mij?’ vroeg ik zachtjes. Hij draaide zich om, zijn blik ontwijkend. ‘Iris, je weet dat mam veel voor ons doet. Kun je niet gewoon een beetje meebewegen?’
Die avond lag ik wakker in het logeerbed dat we deelden. Gabriëlle’s huis was netjes, maar kil. De muren waren wit en kaal; nergens foto’s van ons samen. Alleen oude familiefoto’s van Daan als kind, Gabriëlle die hem vasthield alsof ze hem nooit zou loslaten.
Op een zondagmiddag kwam het tot een uitbarsting. We zaten aan tafel; Gabriëlle had stamppot gemaakt. ‘Iris,’ begon ze, ‘ik heb nagedacht over jullie toekomst. Misschien kunnen jullie sparen door hier nog een jaartje te blijven wonen.’
Ik voelde mijn gezicht warm worden. ‘We hadden toch afgesproken om binnenkort iets voor onszelf te zoeken?’
Daan keek naar zijn bord. Gabriëlle glimlachte vriendelijk maar haar ogen waren koud. ‘Ach meisje, je moet niet zo ongeduldig zijn. Je weet niet hoe duur alles is tegenwoordig.’
‘Ik heb een baan,’ zei ik zachtjes.
‘Maar Daan verdient meer,’ zei Gabriëlle snel. ‘En hij werkt hard. Jij kunt beter sparen voor de baby.’
‘Welke baby?’ Mijn stem sloeg over.
Gabriëlle lachte schamper. ‘Je bent toch getrouwd? Dan komt dat vanzelf.’
Die avond pakte ik mijn jas en liep naar buiten, de frisse lucht in. Mijn handen trilden van woede en verdriet. Ik belde mijn zusje, Marieke.
‘Kom alsjeblieft even langs,’ snikte ik.
Een uur later zat ik met haar op een bankje aan de Amstel. Marieke sloeg haar arm om me heen.
‘Waarom laat je dit gebeuren?’ vroeg ze zachtjes.
‘Omdat ik van Daan hou,’ fluisterde ik.
‘Maar houdt hij ook genoeg van jou om voor jou te kiezen?’
Die vraag bleef dagenlang in mijn hoofd rondzingen.
De weken daarna probeerde ik met Daan te praten. Elke keer als ik begon over verhuizen of grenzen stellen aan zijn moeder, werd hij stil of boos.
‘Je begrijpt haar niet,’ zei hij dan.
‘Nee,’ antwoordde ik op een avond, ‘ik begrijp jou niet meer.’
Op een dag kwam ik thuis van mijn werk en vond Gabriëlle in onze kamer, mijn dagboek in haar handen.
‘Wat doe je?’ riep ik uit.
Ze keek me strak aan. ‘Ik maak me zorgen om Daan. Je schrijft zulke nare dingen over mij.’
Mijn hart bonkte in mijn keel. ‘Dat is privé! Hoe durft u?’
Daan kwam binnen en keek verschrikt van mij naar zijn moeder.
‘Mam bedoelt het goed,’ zei hij zachtjes.
Die nacht besloot ik terug te gaan naar mijn eigen appartement. Ik pakte mijn spullen terwijl Daan toekeek zonder iets te zeggen.
‘Kom je nog terug?’ vroeg hij toen ik bij de deur stond.
‘Dat hangt van jou af,’ zei ik. ‘Wil jij met mij leven of met je moeder?’
De stilte die volgde was ondraaglijk.
In mijn eigen huis voelde ik me voor het eerst in maanden weer mezelf. Ik zette muziek op, kookte pasta – uit een pakje – en belde Marieke om te zeggen dat ik thuis was.
Daan belde niet die avond. Ook niet de volgende dag.
Na een week stond hij ineens voor de deur.
‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg hij schuchter.
Ik knikte en zette thee.
‘Het spijt me,’ zei hij uiteindelijk. ‘Ik weet niet hoe ik los moet komen van mam.’
‘Wil je het proberen?’ vroeg ik.
Hij knikte langzaam.
Het werd geen sprookje. We gingen samen in relatietherapie en Daan moest leren grenzen stellen aan zijn moeder – iets wat moeilijker bleek dan gedacht. Gabriëlle belde dagelijks en probeerde hem schuldgevoel aan te praten: ‘Je laat je moeder toch niet alleen achter?’
Soms voelde het alsof we tegen een onzichtbare muur vochten – eentje die gebouwd was uit jarenlange afhankelijkheid en schuldgevoelens.
Maar langzaam veranderde er iets. Daan begon vaker voor zichzelf te kiezen, en soms zelfs voor mij.
Gabriëlle bleef proberen ons terug te trekken in haar wereld, maar wij hielden stand – met vallen en opstaan.
Nu, twee jaar later, wonen we samen in een klein appartement in Amsterdam-Oost. Het contact met Gabriëlle is moeizaam maar eerlijker geworden; we zien haar af en toe, op onze voorwaarden.
Soms vraag ik me nog steeds af: waarom heb ik mezelf zo lang laten wegcijferen? En hoeveel mensen verliezen zichzelf zonder dat ze het doorhebben – alleen maar omdat ze bang zijn iemand teleur te stellen?