Mijn Zoon Terug Thuis: Liefde, Verlies en Loslaten in een Klein Appartement

‘Mam, ik kan het niet meer. Ik weet niet waar ik moet beginnen.’

Zijn stem klinkt gebroken, alsof elk woord hem moeite kost. Justin staat in de deuropening van mijn kleine woonkamer, zijn schouders hangen slap, zijn ogen rood van het huilen. Ik zit op de bank, mijn handen om een kop lauwe thee geklemd. De stilte tussen ons is zwaar, gevuld met alles wat we niet zeggen.

‘Kom zitten, jongen,’ zeg ik zacht. Hij zakt naast me neer, zijn knieën tegen de salontafel. Het is krap, te krap voor twee volwassenen die allebei hun eigen verdriet meeslepen. Ik voel zijn wanhoop als een koude wind door de kamer trekken.

Sinds Justin drie weken geleden na zijn scheiding weer bij mij introk, is ons leven veranderd in een aaneenschakeling van ongemakkelijke gesprekken en onuitgesproken verwijten. Zijn spullen staan in dozen opgestapeld in de hoek, naast de kast met mijn oude fotoalbums. Soms betrap ik mezelf erop dat ik hoop dat hij snel weer vertrekt, maar als ik hem zo zie zitten, voel ik me schuldig om die gedachte.

‘Ze heeft alles meegenomen, mam. Zelfs het schilderijtje dat we samen op de markt in Utrecht kochten.’ Zijn stem breekt opnieuw. ‘Het was niet eens van haar.’

Ik weet niet wat ik moet zeggen. Wat zeg je tegen je volwassen zoon die alles kwijt is? Ik leg mijn hand op zijn arm. ‘Het komt goed, Justin. Echt waar.’

Hij lacht schamper. ‘Dat zei je ook toen papa wegging.’

Die woorden snijden dieper dan hij beseft. Ik slik en kijk weg naar het raam, waar de regen tegen het glas tikt. De herinnering aan die tijd – de ruzies, het vertrek van zijn vader – hangt nog steeds als een schaduw over ons huis.

‘Sorry,’ mompelt hij. ‘Dat was flauw.’

‘Het geeft niet,’ zeg ik, maar het doet wel pijn. Alles doet pijn de laatste tijd.

De dagen glijden voorbij in een waas van routine en ongemak. Justin slaapt op de bank omdat zijn oude kamer nu mijn hobbykamer is geworden. Elke ochtend schuif ik zijn dekbed opzij om bij de keuken te kunnen. We botsen letterlijk en figuurlijk tegen elkaar op.

Op een avond, als ik thuiskom van mijn werk bij de bibliotheek, hoor ik hem praten aan de telefoon. Zijn stem klinkt boos en wanhopig tegelijk.

‘Nee, Sanne! Je kunt me niet zomaar alles afpakken! Ik wil Mila zien!’

Ik blijf in de gang staan luisteren, mijn hart bonkt in mijn keel. Mila is zijn dochtertje van vijf. Sinds de scheiding mag hij haar maar één keer per week zien en zelfs dat lijkt Sanne hem nu te willen afnemen.

‘Alsjeblieft…’ Zijn stem breekt weer.

Ik wil naar hem toe rennen, hem vasthouden zoals vroeger toen hij viel met zijn fiets en zijn knie kapot was. Maar hij is geen kind meer. En ik ben moe – zo moe van alles.

Die nacht hoor ik hem huilen in het donker. Ik lig wakker en staar naar het plafond. Mijn moederhart wil hem beschermen, maar mijn hoofd weet dat ik hem moet laten gaan. Hij moet zelf leren omgaan met dit verlies.

De volgende ochtend zit hij zwijgend aan tafel, zijn koffie onaangeroerd. Ik probeer luchtig te doen.

‘Wil je straks samen boodschappen doen? Er is markt op het plein.’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Maakt mij niet uit.’

Ik voel hoe de afstand tussen ons groeit, ondanks dat we zo dicht op elkaar leven.

Een week later barst de bom tijdens het avondeten. Ik heb stamppot gemaakt, zijn lievelingseten van vroeger.

‘Kun je alsjeblieft je spullen opruimen?’ vraag ik voorzichtig. ‘Het wordt hier zo vol.’

Hij smijt zijn vork neer. ‘Sorry dat ik je leven verpest! Misschien moet ik gewoon onder een brug gaan slapen!’

‘Dat bedoel ik niet zo…’ probeer ik nog.

‘Nee? Je kijkt me elke dag aan alsof je wilt dat ik wegga!’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Ik wil gewoon dat je gelukkig bent, Justin. Maar ik weet niet hoe ik je kan helpen.’

Hij staat op en loopt naar zijn kamer – of wat daar nog van over is – en slaat de deur dicht.

Die nacht droom ik van vroeger: Justin als kleine jongen, lachend op het strand van Scheveningen, zand tussen zijn tenen en ijs aan zijn handen. Waar is die tijd gebleven?

De volgende dag vind ik een briefje op tafel:

‘Mam,
Ik ga even weg om na te denken.
Maak je geen zorgen.
Justin’

Mijn hart slaat over. Waar is hij heen? Wat als er iets gebeurt? Ik bel hem, maar hij neemt niet op. De uren kruipen voorbij terwijl ik uit het raam staar en elk geluid op de gang analyseer.

’s Avonds gaat eindelijk mijn telefoon.

‘Hoi mam,’ klinkt zijn stem schor.

‘Waar ben je? Ik maak me zorgen!’

‘Bij Mark, een vriend van vroeger. Ik moest even weg… Het spijt me dat ik zo uitviel gisteravond.’

Ik zucht opgelucht en voel tegelijk een steek van verdriet. ‘Kom je terug?’

‘Ja… Maar misschien moet ik toch iets anders zoeken. Voor ons allebei.’

De dagen daarna is het stiller in huis dan ooit tevoren. Als Justin terugkomt, lijkt hij rustiger.

‘Mam,’ zegt hij op een avond terwijl we samen thee drinken, ‘ik heb een kamer gevonden in Utrecht. Het is klein, maar… het is iets.’

Mijn hart breekt en maakt tegelijk een sprongetje van opluchting.

‘Ik ben trots op je,’ zeg ik zacht.

Hij glimlacht voor het eerst in weken echt naar me.

De dag van zijn vertrek help ik hem met inpakken. We lachen om oude foto’s en huilen om wat verloren is gegaan.

Als hij vertrekt, blijf ik alleen achter in het kleine appartement dat ineens veel te groot voelt.

’s Avonds loop ik door het huis en raak even de lege plek aan waar zijn dozen stonden.

Heb ik hem genoeg geholpen? Of had ik meer moeten doen? Wanneer laat je als moeder echt los?