„Mijn schoondochter kan niet eens thee zetten, en haar eten is vreselijk“: Het verhaal van een Nederlandse schoonmoeder
‘Daan, je ziet er moe uit. Heb je wel gegeten?’ Mijn stem trilt als ik het vraag, terwijl hij zijn jas aan de kapstok hangt. Zijn schouders zakken nog verder naar beneden. ‘Ach mam, Sanne had weer iets nieuws geprobeerd. Iets met quinoa en… ik weet het niet eens meer. Het was niet echt lekker.’
Ik slik. Het is niet de eerste keer dat hij zo thuiskomt. Sinds hij met Sanne samenwoont in hun appartement in Utrecht, lijkt hij steeds vaker hongerig en uitgeput. Ik herinner me nog hoe ik vroeger elke avond voor hem kookte: stamppot boerenkool, erwtensoep, of gewoon een simpele pasta. Altijd met liefde. Altijd met zorg.
‘Misschien moet ik haar eens wat recepten geven,’ stel ik voorzichtig voor. Daan kijkt me aan, zijn blik vermoeid maar ook waarschuwend. ‘Mam, bemoei je er alsjeblieft niet mee. Sanne doet haar best.’
Maar doet ze dat echt? Of ben ik gewoon te kritisch? Ik weet dat de tijden veranderd zijn. Vrouwen werken nu net zo hard als mannen, en koken is geen vanzelfsprekendheid meer. Maar toch… Ik kan het niet laten om te vergelijken. Mijn moeder leerde mij koken toen ik twaalf was. Alles vers, alles met aandacht. Waarom lukt het Sanne dan niet?
De eerste keer dat ik haar ontmoette, was ik oprecht blij voor Daan. Ze was vrolijk, spontaan, een beetje chaotisch misschien, maar haar lach vulde de kamer. ‘Mam, dit is Sanne,’ zei Daan trots. Ik zag hoe gelukkig hij was. Maar nu… nu lijkt die vrolijkheid verdwenen.
Op een zondagmiddag nodig ik ze uit voor een etentje bij mij thuis. Ik sta uren in de keuken: draadjesvlees, aardappelpuree, rode kool met appeltjes – Daans favorieten. Als ze binnenkomen, ruikt Sanne even aan de lucht en glimlacht ongemakkelijk. ‘Wat ruikt het hier lekker, Anja! Dat lukt mij nooit zo.’
‘Ach joh,’ zeg ik luchtig, ‘het is gewoon een kwestie van oefenen.’ Maar ik zie haar schouders verstrakken.
Tijdens het eten zwijgt Daan meer dan anders. Sanne prikt wat in haar eten en kijkt af en toe naar haar telefoon. Ik probeer het gesprek op gang te brengen. ‘Hoe gaat het op je werk, Sanne?’
‘Druk,’ antwoordt ze kortaf. ‘Veel deadlines.’
Na het eten biedt ze aan om af te wassen, maar ik wuif het weg. ‘Laat maar zitten, geniet nog even van je avond.’ Ze knikt dankbaar en verdwijnt snel naar de woonkamer.
Later die avond hoor ik Daan zachtjes praten in de gang. ‘Ze bedoelt het goed, Sanne. Echt.’
‘Ik voel me gewoon… niet goed genoeg,’ fluistert Sanne terug.
Mijn hart krimpt samen. Is dit mijn schuld? Ben ik te aanwezig? Te kritisch? Ik wil alleen maar dat mijn zoon gelukkig is.
De weken daarna probeer ik afstand te houden. Ik stuur geen recepten meer door via WhatsApp en vraag niet langer naar hun avondeten. Maar dan belt Daan op een avond.
‘Mam, mag ik bij jou komen eten? Sanne heeft een teamuitje en ik heb geen zin om alleen te koken.’
Natuurlijk mag dat. Terwijl ik de pannen op het vuur zet, voel ik me schuldig én opgelucht tegelijk.
Tijdens het eten vertelt Daan over zijn werk, over de stress die hij voelt en hoe moeilijk hij het vindt om zich thuis echt te ontspannen.
‘Sanne is altijd zo druk,’ zegt hij zachtjes. ‘En als ze kookt… tja, het is lief bedoeld, maar soms verlang ik gewoon naar jouw eten. Naar thuis.’
Ik glimlach flauwtjes en leg mijn hand op de zijne. ‘Je bent hier altijd welkom, lieverd.’
Maar diep vanbinnen weet ik dat dit geen oplossing is.
Op een regenachtige vrijdagavond besluit ik het gesprek met Sanne aan te gaan. Ik nodig haar uit voor een kop thee – gewoon wij tweeën.
Ze komt aarzelend binnen, haar natte haar in een slordige knot. ‘Is alles goed?’ vraagt ze meteen.
‘Sanne…’ begin ik voorzichtig, ‘ik wil je niet het gevoel geven dat je niet goed genoeg bent. Echt niet.’
Ze zucht diep en kijkt me aan met vochtige ogen. ‘Het is gewoon… lastig soms. Mijn moeder kookte nooit; we aten altijd afhaal of magnetronmaaltijden. Ik weet gewoon niet hoe het moet.’
Ik voel een steek van medelijden én schaamte tegelijk.
‘Wil je… samen eens koken?’ stel ik voor.
Haar ogen lichten op, al blijft er twijfel in haar blik hangen.
‘Ja… misschien wel,’ zegt ze zachtjes.
Die zaterdag staan we samen in mijn keuken. Ik laat haar zien hoe je uien snijdt zonder te huilen, hoe je aardappels kruimig kookt en hoe je draadjesvlees langzaam laat sudderen tot het uit elkaar valt.
We lachen als ze per ongeluk peper in plaats van zout gebruikt en gieren als de saus overkookt.
Aan het einde van de middag proeven we samen van onze creatie.
‘Het smaakt naar thuis,’ zegt Sanne verbaasd.
Ik glimlach breed en voel iets in mij verzachten.
De weken daarna koken we vaker samen – soms bij mij, soms bij hen thuis. Daan schuift steeds vaker aan met een grote glimlach op zijn gezicht.
Toch blijft er iets knagen.
Op een avond hoor ik Daan en Sanne ruzie maken als ik onverwacht langskom om een schaal lasagne te brengen.
‘Je moeder bedoelt het goed,’ zegt Daan gefrustreerd.
‘Maar ik voel me altijd tekortschieten! Alsof ik nooit zal voldoen aan haar standaard!’ snikt Sanne.
Ik sta verstijfd in de gang met de schaal nog warm in mijn handen.
Misschien heb ik onbedoeld meer kapotgemaakt dan geheeld.
Die nacht lig ik wakker in bed. Wat betekent het eigenlijk om moeder te zijn? Wanneer moet je loslaten? Wanneer moet je ingrijpen?
De volgende dag stuur ik Sanne een berichtje: ‘Je bent goed genoeg zoals je bent.’
Ze antwoordt met een hartje.
Langzaam leer ik mijn plek opnieuw te vinden – niet als degene die alles oplost, maar als iemand die er is wanneer dat nodig is.
Toch blijft de vraag knagen: Hoe vind je balans tussen zorgen voor je kind en hem loslaten? Wanneer ben je een goede moeder – als je alles geeft of juist als je leert loslaten?
Wat denken jullie: wanneer moet je als ouder ingrijpen en wanneer moet je juist afstand houden?