Mijn moeder weigert op mijn kinderen te passen, maar ik moet overleven: Het verhaal van een alleenstaande moeder uit Utrecht

‘Waarom kun je ze niet gewoon zelf ophalen, Marloes? Ik ben geen oppas!’ De stem van mijn moeder klinkt hard door de telefoon. Mijn hand trilt. Ik kijk naar de klok: 16:43. Over zeventien minuten sluit de BSO en ik zit nog steeds vast op kantoor, met een stapel dossiers die ik onmogelijk kan laten liggen.

‘Mam, alsjeblieft. Ik red het echt niet vandaag. Kun je niet één keer…’ Mijn stem breekt. Ik hoor haar zuchten aan de andere kant van de lijn.

‘Ik heb ook mijn eigen leven, Marloes. Je moet leren je eigen boontjes te doppen.’

Ik voel de tranen branden achter mijn ogen. Sinds Jeroen vorig jaar overleed aan die verdomde hartaanval, is alles veranderd. Niet alleen ben ik mijn man kwijt, maar ook het beetje steun dat ik dacht te hebben van mijn moeder lijkt te zijn verdampt.

De kinderen – Daan van acht, Lotte van zes en kleine Bram van drie – zijn alles wat ik heb. Maar soms voelt het alsof ik langzaam verdrink in de verantwoordelijkheid. Elke ochtend sta ik om half zes op om broodtrommels te vullen, gymspullen te zoeken en snotneuzen te poetsen. Daarna haast ik me naar mijn werk bij het notariskantoor in het centrum van Utrecht. Mijn collega’s weten niet half hoe vaak ik me schuldig voel als ik weer eens te laat ben of een vrije dag moet nemen omdat één van de kinderen ziek is.

‘Mam, wat gaan we eten?’ Daan kijkt me met grote ogen aan als ik hem eindelijk ophaal bij de BSO. Lotte hangt slaperig aan mijn arm, Bram jengelt omdat hij zijn knuffel kwijt is. ‘Pasta,’ lieg ik, terwijl ik weet dat er alleen nog een half pak macaroni en een pot tomatensaus in de kast staat.

Thuis probeer ik de schijn op te houden. Ik lach om hun grapjes, help met huiswerk en lees voor uit hun favoriete boek. Maar als ze eindelijk slapen, zit ik alleen aan de keukentafel met de rekeningen voor me uitgespreid. De huur, de energierekening, het schoolgeld voor Daan’s voetbalclub – alles stapelt zich op. Mijn spaargeld is allang op.

Soms denk ik terug aan vroeger, toen mijn moeder altijd voor me klaarstond. Ze bakte appeltaart als ik verdrietig was, hielp met huiswerk en nam me mee naar de Efteling als verrassing. Maar sinds Jeroen er niet meer is, lijkt ze afstandelijker dan ooit.

‘Je moet niet zo afhankelijk zijn,’ zei ze laatst nog toen ik haar vroeg of ze Bram wilde ophalen van het kinderdagverblijf. ‘Vroeger deed ik ook alles zelf.’

Maar vroeger had zij een man die elke avond thuiskwam, die haar steunde en hielp met de kinderen. Ik heb niemand meer.

Op een avond, als de kinderen slapen en ik in stilte een kop thee drink, belt mijn zus Anouk.

‘Mam zegt dat je haar steeds lastigvalt,’ begint ze zonder omwegen.

‘Ik vraag alleen om hulp,’ zeg ik zacht.

‘Ze vindt dat je sterker moet zijn, Marloes. Je moet niet alles op haar afschuiven.’

Ik voel woede opborrelen. ‘Sterker? Weet jij hoe het is om elke dag bang te zijn dat je je baan verliest omdat je weer eens te laat bent? Of om je kinderen naar bed te brengen zonder zeker te weten of je volgende maand de huur kunt betalen?’

Anouk zwijgt even. ‘Misschien moet je hulp zoeken… bij de gemeente of zo.’

Ik lach bitter. ‘Denk je dat ik dat niet geprobeerd heb? De wachtlijsten zijn eindeloos en niemand heeft tijd voor een alleenstaande moeder met drie kinderen.’

De volgende ochtend word ik wakker met hoofdpijn en wallen onder mijn ogen. Op school vraagt Lotte’s juf of alles goed gaat thuis.

‘Ze lijkt zo stil de laatste tijd,’ zegt ze bezorgd.

Ik knik en glimlach gemaakt. ‘Het gaat prima, dank u wel.’

Maar als ik Lotte’s handje vasthoud op weg naar huis, voel ik haar kleine vingers beven. ‘Mama, waarom is oma nooit meer bij ons?’ vraagt ze zacht.

Ik slik en kijk haar aan. ‘Oma heeft het druk, lieverd.’

‘Vindt ze ons niet meer lief?’

Die vraag snijdt door mijn hart als een mes.

Op vrijdagavond krijg ik een mail van mijn baas: of ik maandag langer kan blijven voor een belangrijk dossier. Ik weet dat ik geen nee kan zeggen – mijn contract wordt binnenkort verlengd of niet – maar wie past er dan op de kinderen?

Ik bel mijn moeder opnieuw. Ze neemt niet op.

In paniek bel ik buurvrouw Els, een weduwe van 72 die soms Bram ophaalt als het echt niet anders kan.

‘Natuurlijk help ik je maandag,’ zegt ze zonder aarzelen.

Ik barst in tranen uit aan de telefoon.

‘Ach meisje toch…’ zegt Els zacht. ‘Je hoeft je niet altijd groot te houden.’

Maandag werk ik tot zeven uur ’s avonds. Als ik thuiskom, zitten de kinderen in pyjama op de bank bij Els, die hen warme chocolademelk geeft en een oud sprookjesboek voorleest.

‘Dank u wel,’ fluister ik terwijl ik Bram optil.

Els legt haar hand op mijn arm. ‘Je hoeft het niet alleen te doen, Marloes.’

Die nacht lig ik wakker en denk aan alles wat er mis is gegaan tussen mij en mijn moeder. Was het iets wat ik heb gedaan? Of is zij gewoon niet in staat om mij nu te geven wat ik zo hard nodig heb?

Op woensdagmiddag sta ik onverwacht oog in oog met mijn moeder bij de supermarkt.

‘Marloes,’ zegt ze koel.

‘Mam… kunnen we even praten?’

Ze kijkt weg en schudt haar hoofd. ‘Ik wil geen ruzie in het openbaar.’

‘Het gaat niet om ruzie,’ fluister ik. ‘Ik snap gewoon niet waarom je me zo laat vallen.’

Ze kijkt me eindelijk aan, haar ogen nat. ‘Het doet me pijn om je zo te zien worstelen. Maar elke keer als jij belt, voel ik me falen als moeder omdat ik je niet kan geven wat je nodig hebt.’

Ik slik en voel hoe mijn boosheid langzaam verandert in verdriet.

‘Misschien moeten we elkaar wat ruimte geven,’ zegt ze zacht voordat ze wegloopt.

Thuis kijk ik naar mijn kinderen die samen een puzzel maken aan tafel. Ze lachen om iets wat Bram zegt en even lijkt alles normaal.

Maar diep vanbinnen weet ik dat niets ooit meer hetzelfde zal zijn zonder Jeroen – en zonder de steun van mijn moeder.

Toch is er hoop: buurvrouw Els, een paar lieve collega’s en soms zelfs wildvreemden die glimlachen als ze zien hoe moe ik ben in de tram.

Misschien is familie soms meer dan alleen bloedverwanten.

En toch vraag ik me elke avond af: Hoeveel kracht moet een moeder hebben voordat iemand haar eindelijk ziet? Wie bepaalt wanneer je genoeg hebt gedaan?