Mijn familie zijn echte profiteurs: Met Mark heb ik ze een lesje geleerd dat ze nooit zullen vergeten
‘Weet je, Karin, ik snap niet waarom je altijd zo toegeeflijk bent. Ze nemen gewoon alles over!’ Mark’s stem trilde van frustratie terwijl hij de deur van onze nieuwe sauna dichttrok. Ik keek naar hem, zijn gezicht rood van woede en de stoom die nog in de lucht hing. Mijn hart bonsde in mijn borst. Hij had gelijk, maar het voelde zo onnatuurlijk om mijn familie te weigeren.
Het begon allemaal drie maanden geleden, op een regenachtige zaterdagmiddag in Utrecht. Mark en ik hadden eindelijk genoeg gespaard om onze droom waar te maken: een kleine, maar luxe sauna in onze achtertuin. Het was ons toevluchtsoord, een plek waar we samen konden ontspannen na lange werkdagen. Maar het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje door de familie.
‘Wat leuk! Een sauna! Wanneer mogen we komen?’ Mijn zus Marieke was de eerste die belde. Ze lachte, maar haar toon was dwingend. ‘Oh, en ik neem Bas en de kinderen mee, die vinden dat vast ook heerlijk.’
Ik slikte. ‘Eh, ja, natuurlijk. Kom maar langs.’
Die eerste zondag was het nog gezellig. De kinderen renden door de tuin, Marieke en ik kletsten bij over vroeger, en Mark schonk wijn in voor Bas. Maar al snel werd het een gewoonte. Iedere week stond er wel iemand voor de deur: mijn ouders, mijn broer Jeroen met zijn vriendin Sanne, zelfs mijn nichtje Lisa met haar vriendinnen.
‘Mam, mag ik morgen weer naar tante Karin? Ze heeft zo’n coole sauna!’ hoorde ik Lisa op een dag tegen haar moeder zeggen. Ik voelde me gevleid, maar ook uitgeput. Onze rust verdween als sneeuw voor de zon.
Mark trok het steeds slechter. ‘Ze komen niet voor ons, Karin. Ze komen voor de sauna. En jij laat het allemaal toe.’
Ik probeerde hem gerust te stellen. ‘Het is familie, Mark. Ze bedoelen het goed.’
Maar op een avond, toen ik na een lange dag werken thuiskwam, trof ik mijn ouders in badjassen aan op ons terras. Ze hadden zichzelf binnengelaten met de reservesleutel die ik ooit aan mijn moeder had gegeven voor noodgevallen.
‘We dachten: waarom wachten tot zondag? Het is zo lekker weer,’ zei mijn vader opgewekt.
Mark keek me aan met een blik die boekdelen sprak. Die nacht sliep hij op de bank.
De weken daarna werd het alleen maar erger. Mijn broer Jeroen kwam met vrienden na het stappen om half drie ’s nachts nog even “af te koelen”. Marieke organiseerde spontaan een “wellnessmiddag” met haar vriendinnen zonder het te vragen. Mijn ouders begonnen zelfs hun bridgeclub uit te nodigen.
Op een avond zat ik huilend op bed. Mark kwam naast me zitten en pakte mijn hand.
‘Karin, dit kan zo niet langer. We moeten grenzen stellen. Dit is óns huis.’
Ik knikte door mijn tranen heen. ‘Maar hoe dan? Ze zullen boos worden…’
Mark zuchtte diep. ‘Dan worden ze maar boos. Jij bent niet hun dienstmeisje.’
We besloten samen een plan te maken. We zouden onze familie uitnodigen voor een “belangrijke familiebijeenkomst”. Iedereen kwam opdagen, nieuwsgierig naar het nieuws dat we zouden brengen.
In de woonkamer keek iedereen verwachtingsvol naar ons.
‘We willen iets met jullie delen,’ begon Mark rustig maar vastberaden. ‘De sauna is voor ons heel belangrijk. Het is onze plek om tot rust te komen na drukke weken.’
Ik slikte en voegde eraan toe: ‘We vinden het fijn om jullie af en toe uit te nodigen, maar het is niet de bedoeling dat iedereen zomaar binnenloopt of anderen uitnodigt zonder te vragen.’
Er viel een ijzige stilte.
Mijn moeder keek gekwetst. ‘Maar lieverd, we zijn toch familie? Familie deelt alles.’
Mark bleef kalm. ‘Juist omdat we familie zijn, moeten we elkaars grenzen respecteren.’
Jeroen lachte schamper. ‘Nou zeg, wat ongezellig.’
Marieke rolde met haar ogen. ‘Dus we mogen niet meer spontaan langskomen?’
Ik voelde mijn hart bonzen, maar ik bleef staan. ‘Nee, niet meer zonder te vragen. En niet meer met anderen erbij zonder overleg.’
De rest van de avond verliep stroef. Er werd weinig gezegd; iedereen leek van slag.
De dagen daarna kreeg ik boze appjes van Marieke (“Jij bent veranderd!”) en passief-agressieve opmerkingen van mijn moeder (“Nou ja, als je geen behoefte meer hebt aan familie…”). Ik voelde me schuldig, maar ook opgelucht.
Mark sloeg zijn arm om me heen toen ik weer begon te twijfelen.
‘Je hebt het goed gedaan,’ fluisterde hij. ‘Dit is óns leven.’
Langzaam keerde de rust terug in huis. De sauna was weer van ons samen. Af en toe nodigden we iemand uit – op onze voorwaarden.
Toch bleef er iets knagen. Had ik het juiste gedaan? Was ik egoïstisch geweest? Of was dit eindelijk het moment waarop ik mezelf op de eerste plaats had gezet?
Soms vraag ik me af: hoeveel mag je van jezelf geven voordat je jezelf verliest? Wat zouden jullie doen als je familie je grenzen zo overschrijdt?