Mijn beste vriendin is veranderd in een schim van zichzelf: Hoe moederschap onze vriendschap op de proef stelde
‘Sanne, je moet echt even douchen. Je haar… het plakt gewoon aan je gezicht.’ Mijn stem trilt, maar ik probeer luchtig te klinken. Ze kijkt me aan met die doffe ogen, haar baby, Noor, slapend tegen haar borst in een draagdoek. ‘Ik heb geen tijd, Anne. Noor slaapt eindelijk. Als ik nu ga douchen, wordt ze wakker.’
Ik slik. Dit is niet de Sanne die ik ken. Vroeger was ze altijd degene die het hardst lachte, die me meesleepte naar terrasjes in Utrecht, die uren voor de spiegel stond om haar krullen perfect te krijgen. Nu lijkt ze opgeslokt door het moederschap – en ik voel me buitengesloten, alsof ik haar kwijt ben.
‘Weet je nog, vorig jaar op Lowlands?’ probeer ik. ‘We dansten tot we niet meer konden…’
Ze glimlacht flauwtjes. ‘Dat lijkt wel een ander leven.’
Ik kijk om me heen in haar rommelige appartement. Overal liggen spuugdoekjes, halflege flessen en stapels was. Haar vriend, Jeroen, is nergens te bekennen – waarschijnlijk weer overgewerkt op kantoor. Ik voel een steek van jaloezie: waarom mag hij ontsnappen aan deze chaos en zij niet?
‘Misschien kan ik Noor even vasthouden? Dan kun jij…’
‘Nee!’ Haar stem is scherp. ‘Sorry. Maar als ze wakker wordt, ben ik weer een uur bezig om haar stil te krijgen.’
Ik trek mijn jas aan. ‘Ik ga maar weer. Bel je me als je tijd hebt?’
Ze knikt afwezig. ‘Ja, tuurlijk.’ Maar ik weet nu al dat ze niet zal bellen.
Onderweg naar huis voel ik tranen prikken achter mijn ogen. Ik mis mijn vriendin. Ik mis háár – niet deze uitgeputte moeder die zichzelf is kwijtgeraakt.
De weken gaan voorbij. Appjes blijven onbeantwoord of krijgen pas dagen later een reactie: ‘Sorry, Noor was ziek.’ Of: ‘Te moe om te typen.’ Mijn vriendinnenkring krimpt; waar we vroeger met z’n vieren waren – Sanne, ik, Marieke en Fleur – blijft nu alleen Marieke over voor spontane koffiedates.
Op een avond zit ik met Marieke op het terras bij De Rechtbank. Ze nipt aan haar wijn en kijkt me onderzoekend aan. ‘Je moet haar wat tijd geven, Anne. Moederschap verandert alles.’
‘Maar waarom moet alles veranderen? Waarom kan ze niet gewoon… zichzelf blijven?’ Mijn stem klinkt wanhopiger dan ik wil.
Marieke zucht. ‘Misschien is dit gewoon wie ze nu is.’
Ik denk terug aan onze jeugd in Amersfoort. Sanne en ik waren onafscheidelijk: samen huiswerk maken, samen huilen om jongens, samen dromen over reizen naar Bali of New York. We beloofden elkaar dat we altijd vriendinnen zouden blijven – wat er ook gebeurde.
Maar nu voelt het alsof er een onzichtbare muur tussen ons staat. En ik weet niet hoe ik die moet afbreken.
Op een regenachtige woensdag besluit ik onaangekondigd langs te gaan bij Sanne. Ik neem bloemen mee en haar favoriete chocoladebroodjes van de bakker op de hoek.
De deur zwaait open en Sanne staat daar in een verwassen joggingbroek, haar haar in een slordige knot. Noor huilt hartverscheurend in de box.
‘Wat doe jij hier?’ vraagt ze verbaasd.
‘Ik dacht… misschien heb je zin in gezelschap?’
Ze zucht diep. ‘Kom binnen dan.’
Ik zet de bloemen op tafel en probeer Noor te troosten terwijl Sanne koffie zet. Ze kijkt me dankbaar aan, maar haar ogen zijn rood van vermoeidheid.
‘Het is zo zwaar,’ fluistert ze als Noor eindelijk stil is. ‘Jeroen werkt alleen maar. Mijn moeder bemoeit zich overal mee. En jij… jij lijkt zo ver weg.’
Ik schrik van haar woorden. ‘Ik? Maar jij reageert nooit meer!’
Ze haalt haar schouders op. ‘Ik weet gewoon niet meer wie ik ben zonder Noor. Alles draait om haar.’
Er valt een pijnlijke stilte.
‘Weet je nog dat we altijd zeiden dat we nooit zo’n moeder zouden worden?’ zeg ik zacht.
Ze lacht schamper. ‘Ja, naïef hè? Je weet pas hoe het is als je er middenin zit.’
Die avond lig ik wakker in bed. Ik voel me schuldig om mijn ongeduld, mijn jaloezie zelfs – want ergens benijd ik haar ook om de liefde die ze voelt voor Noor, om het feit dat ze zo nodig is.
De maanden verstrijken. Sanne en ik spreken elkaar steeds minder. Op Instagram zie ik foto’s van haar met Noor in het park, maar zonder mij erbij. Soms reageer ik met een hartje, maar meestal scroll ik snel verder.
Op een dag krijg ik een appje van Jeroen: ‘Anne, kun je alsjeblieft contact opnemen met Sanne? Ze heeft het moeilijk.’
Mijn hart slaat over. Ik bel haar meteen.
Ze neemt op met een snik in haar stem. ‘Het gaat niet meer, Anne. Ik ben zo moe… Soms denk ik dat Noor beter af is zonder mij.’
Ik schrik me rot. ‘Sanne! Nee! Je bent een geweldige moeder! Maar je hebt hulp nodig…’
Samen regelen we dat haar moeder vaker oppast en dat Jeroen minder gaat werken. Langzaam krabbelt Sanne op uit het dal.
Op een zonnige dag zitten we samen op een bankje in het Griftpark, Noor spelend in het gras.
‘Dankjewel dat je er bent gebleven,’ zegt Sanne zacht.
Ik pak haar hand vast. ‘Altijd.’
Toch weet ik diep vanbinnen dat onze vriendschap nooit meer wordt zoals vroeger. We zijn veranderd – allebei.
Soms vraag ik me af: hoeveel kun je verliezen voordat je jezelf kwijtraakt? En hoeveel moet je loslaten om iemand anders gelukkig te laten zijn?