In het trappenhuis, met twee kinderen: Een nacht die alles veranderde
‘Mama, waarom fluisteren we?’ vroeg Lotte met grote ogen terwijl ik haar hand stevig vasthield. Mijn hart bonsde in mijn keel. ‘Omdat papa slaapt, lieverd. We moeten heel stil zijn.’ Mijn stem trilde, maar ik probeerde vastberaden te klinken. Achter mij sjokte Daan, zijn knuffel stevig tegen zich aangedrukt.
Het was drie uur ’s nachts. De regen sloeg tegen de ramen van onze flat in Utrecht. Ik had de hele dag getwijfeld, maar toen ik het gegil van Mark weer hoorde, zijn stem die als een mes door de stilte sneed, wist ik dat ik niet langer kon blijven. ‘Jij verpest alles! Je bent niks waard!’ had hij geschreeuwd, terwijl de kinderen zich huilend achter mij verscholen.
Nu stonden we in het trappenhuis, op blote voeten, met alleen een rugzak vol pyjama’s en wat luiers. Mijn handen trilden toen ik mijn mobiel pakte. Ik belde Marieke, mijn beste vriendin sinds de basisschool. Ze nam op na drie keer overgaan.
‘Sanne? Wat is er?’ Haar stem klonk slaperig.
‘Marieke, alsjeblieft… Ik sta met Lotte en Daan in het trappenhuis. Mark… hij… Ik kan niet meer. Mag ik bij jullie komen?’
Ik hoorde haar ademhaling versnellen. ‘Natuurlijk! Wacht even…’ Er klonk gerommel aan de andere kant van de lijn. Toen hoorde ik Pims stem, haar man.
‘Wie is dat? Het is midden in de nacht!’
‘Het is Sanne, ze heeft hulp nodig,’ fluisterde Marieke.
‘Nee! Ze komt hier niet binnen. Ik wil geen gedoe in huis,’ zei Pim hardop. ‘Ze moet naar de opvang of zo.’
De stilte die volgde sneed door mijn ziel. Marieke kwam weer aan de lijn. ‘Het spijt me, Sanne… Pim… hij…’
Ik slikte mijn tranen weg. ‘Het is oké. Sorry dat ik je wakker heb gemaakt.’
Ik hing op en zakte neer op de koude stenen trap. Lotte kroop tegen me aan, Daan begon zachtjes te snikken.
‘Mama, waar gaan we nu heen?’ vroeg hij.
Ik wist het niet. Alles in mij schreeuwde om hulp, maar wie zou ons willen helpen? Mijn ouders woonden in Groningen en hadden Mark altijd verdedigd. ‘Hij bedoelt het niet zo,’ zei mijn moeder altijd. ‘Je moet wat meer je best doen.’
Mijn gedachten tolden. Ik dacht aan de eerste jaren met Mark: hoe charmant hij was geweest, hoe hij me liet lachen op terrasjes aan de Oudegracht. Maar na Lotte’s geboorte veranderde alles. Hij werd jaloers, controlerend, zijn woede onvoorspelbaar als het weer.
Plotseling hoorde ik voetstappen op de trap boven ons. Mijn hart sloeg over. Was het Mark? Had hij ons gemist?
Maar het was meneer Van Dijk van driehoog, in zijn ochtendjas.
‘Sanne? Wat doe jij hier met die kleintjes?’
Ik probeerde te glimlachen. ‘We… eh… we moesten even naar buiten.’
Hij keek me doordringend aan. ‘Het is midden in de nacht. Gaat alles wel goed?’
Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen. ‘Niet echt…’
Hij knikte langzaam. ‘Wil je even bij mij binnenkomen? Voor een kop thee?’
Ik aarzelde, maar Lotte keek smekend naar me op. ‘Alsjeblieft mama, ik heb het koud.’
We volgden meneer Van Dijk naar zijn kleine flatje vol boeken en planten. Hij zette thee en gaf de kinderen een koekje.
‘Wil je erover praten?’ vroeg hij zacht.
Ik vertelde hem alles: over Mark, over de angst die als een schaduw over ons leven hing, over hoe ik steeds minder mezelf werd.
Meneer Van Dijk luisterde zonder te oordelen. ‘Je hoeft je nergens voor te schamen,’ zei hij uiteindelijk. ‘Je bent dapper dat je bent weggegaan.’
De kinderen vielen uitgeput in slaap op zijn bank. Ik bleef wakker, starend naar het plafond, terwijl de regen bleef tikken tegen het raam.
De volgende ochtend belde meneer Van Dijk de vrouwenopvang voor me. Ze hadden plek voor ons in Amersfoort.
‘Je moet nu aan jezelf denken,’ zei hij toen hij me uitzwaaide bij het station.
In de trein hield ik Lotte en Daan stevig vast. Ze keken uit het raam naar het voorbijrazende landschap.
‘Mama, gaan we nu naar een nieuw huis?’ vroeg Lotte.
‘Ja lieverd,’ zei ik zachtjes. ‘Een plek waar niemand meer hoeft te schreeuwen.’
De opvang was kaal en kil, maar er was rust. De eerste nachten sliep ik nauwelijks; elk geluid deed me opschrikken. Maar langzaam begon ik weer te ademen.
Toch bleef het schuldgevoel knagen: had ik niet harder moeten vechten voor mijn huwelijk? Had ik Mark niet kunnen veranderen? Mijn moeder belde en zei: ‘Je maakt alles kapot! Je kinderen hebben hun vader nodig!’
Maar als ik Lotte en Daan zag spelen zonder angst in hun ogen, wist ik dat ik het juiste had gedaan.
Na weken kreeg ik een sociale huurwoning toegewezen in een buitenwijk van Amersfoort. Het was klein en gehorig, maar het was van ons.
Op een dag stond Marieke ineens voor de deur met een tas boodschappen.
‘Het spijt me zo,’ zei ze huilend. ‘Pim heeft spijt… Hij schaamt zich kapot.’
Ik omhelsde haar en voelde eindelijk iets van vergeving in mezelf groeien.
Toch bleef Mark bellen en dreigen: ‘Je krijgt spijt! Je neemt mijn kinderen af!’ De angst bleef als een schaduw achter me aan sluipen.
Op een avond zat ik op de bank terwijl Lotte en Daan sliepen. Ik keek naar hun rustige gezichtjes en voelde tranen over mijn wangen stromen.
Heb ik genoeg gedaan? Ben ik sterk genoeg om dit vol te houden? Of is er altijd iets wat je achtervolgt als je eenmaal bent gevlucht?