In Haar Laatste Uur: Het Geheim van Mijn Moeder

‘Je moet het weten, Daan. Nu, voordat het te laat is.’ Haar stem is schor, haar hand klam in de mijne. De geur van ontsmettingsmiddel hangt zwaar in de kamer, vermengd met de zoete geur van de bloemen die mijn zus Marieke vanochtend bracht. Buiten tikt de regen zacht tegen het raam van haar kamer in het ziekenhuis in Utrecht. Mijn moeder, altijd zo sterk, ligt nu broos en bleek tussen de witte lakens. Haar ogen zoeken de mijne, wanhopig, alsof ze bang is dat ik straks niet meer luister.

‘Mam, wat bedoel je?’ Mijn stem trilt. Ik wil haar geruststellen, zeggen dat alles goedkomt, maar we weten allebei dat dat niet waar is. De artsen hebben het gisteren nog gezegd: het is een kwestie van uren, hooguit een dag.

Ze slikt moeizaam. ‘Daan… je vader…’

Mijn hart slaat over. Mijn vader. Of beter gezegd: de man die ik altijd als mijn vader heb gekend, maar die sinds zijn dood vijf jaar geleden alleen nog als een schim door ons huis waart. We hebben nooit veel gepraat, hij en ik. Altijd afstandelijk, nors. Maar ik dacht altijd dat dat gewoon zijn manier was.

‘Wat is er met papa?’ vraag ik zacht.

Ze draait haar hoofd weg, tranen glinsteren in haar ogen. ‘Hij was niet je echte vader.’

De woorden vallen als stenen in mijn maag. Ik voel hoe alles om me heen vervaagt; het geluid van de regen, het gezoem van de apparaten, zelfs het zachte gesnik van Marieke aan het voeteneind van het bed. Alles verdwijnt, behalve die ene zin.

‘Wat bedoel je?’ Mijn stem klinkt vreemd, alsof hij niet bij mij hoort.

Ze ademt zwaar. ‘Ik was jong, Daan. Ik was bang. Je echte vader… hij was een student uit Groningen. We waren verliefd, maar hij moest terug naar Indonesië voor zijn familie. Ik heb hem nooit meer gezien.’

Ik staar haar aan, mijn hoofd bonkt. ‘Dus… wie ben ik dan?’

Ze knijpt in mijn hand. ‘Jij bent mijn zoon. Dat is alles wat telt.’

Marieke snikt harder nu. ‘Waarom heb je dit nooit verteld?’

Mijn moeder kijkt haar aan met een mengeling van spijt en liefde. ‘Ik wilde jullie beschermen. Jullie vader… hij wilde zo graag een gezin. En ik wilde jullie niet verscheuren met mijn fouten.’

Ik voel woede opborrelen, maar ook verdriet en verwarring. Mijn hele leven heb ik gedacht dat ik wist wie ik was – zoon van Henk en Els de Vries uit Amersfoort, broer van Marieke, student aan de Hogeschool Utrecht, nu werkend bij de gemeente. Maar ineens lijkt alles op drijfzand gebouwd.

‘Weet papa dit?’ vraag ik.

Ze knikt langzaam. ‘Hij wist het vanaf het begin. Maar hij hield van jou alsof je zijn eigen zoon was.’

Ik denk terug aan al die keren dat hij me streng toesprak, nooit echt een arm om me heen sloeg zoals bij Marieke. Was dat omdat hij wist dat ik niet zijn biologische kind was? Of was hij gewoon zo?

‘En mijn echte vader? Weet hij van mij?’

Ze schudt haar hoofd. ‘Nee… Ik heb hem nooit verteld dat ik zwanger was.’

De stilte in de kamer is ondraaglijk. Marieke veegt haar tranen weg en kijkt me aan met grote ogen vol medelijden en angst.

‘Wat ga je doen?’ fluistert ze.

Ik weet het niet. Alles in mij schreeuwt om antwoorden, om duidelijkheid. Maar mijn moeder ligt hier te sterven en ik kan haar niet laten gaan met woede in mijn hart.

‘Mam,’ zeg ik zacht, ‘ik hou van je. Wat er ook gebeurt.’

Ze glimlacht zwakjes en sluit haar ogen even. ‘Dankjewel, jongen.’

De uren daarna zijn een waas van artsen die komen en gaan, familieleden die binnenlopen met bloemen en kaarten, fluisterende stemmen op de gang. Ik zit naast haar bed en houd haar hand vast tot haar ademhaling langzaam zachter wordt en uiteindelijk stopt.

Na haar dood voelt het huis leeg aan. Marieke en ik zitten samen aan de keukentafel, de koffie koud geworden tussen onze handen.

‘Wat nu?’ vraagt ze.

Ik staar naar de foto’s aan de muur – vakanties in Zeeland, verjaardagen in de tuin, papa met zijn eeuwige pet op en mam lachend naast hem.

‘Ik moet hem vinden,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Mijn echte vader.’

Marieke kijkt me aan alsof ik gek ben. ‘En dan? Wat verwacht je te vinden?’

‘Ik weet het niet,’ geef ik toe. ‘Misschien alleen maar antwoorden.’

De zoektocht begint moeizaam. Mijn moeder heeft weinig achtergelaten – geen brieven, geen namen behalve “een student uit Groningen”. Ik bel de universiteit, zoek oude foto’s door, vraag familieleden of ze zich iets herinneren uit die tijd.

Oom Jan weet zich vaag iets te herinneren: ‘Er was toen een jongen… donkere huid, vriendelijk… maar je moeder sprak er nooit over.’

Na weken zoeken vind ik via een oud dagboek een naam: Agus Santoso. Ik zoek op internet en vind een LinkedIn-profiel – Agus Santoso, nu professor aan de universiteit van Jakarta.

Mijn hart bonkt als ik hem een bericht stuur: “Beste meneer Santoso, mijn naam is Daan de Vries uit Nederland. Ik denk dat u mijn biologische vader bent.”

Dagenlang krijg ik geen antwoord. Ik slaap slecht, droom over gezichten die ik niet ken en stemmen die mijn naam roepen in vreemde talen.

Dan komt er eindelijk een reactie: “Beste Daan, dit komt als een verrassing voor mij. Kunnen we bellen?”

Het gesprek is onwennig en emotioneel. Agus vertelt over zijn tijd in Nederland, over mijn moeder – “Els was bijzonder,” zegt hij zacht – en over zijn leven daarna.

‘Waarom heb je nooit contact gezocht?’ vraag ik.

Hij zucht diep. ‘Ik wist niet dat ze zwanger was. Als ik het had geweten…’ Zijn stem breekt.

We spreken af dat ik hem zal bezoeken in Jakarta. Marieke vindt het allemaal maar niks – ‘Je hebt toch hier je familie?’ – maar diep vanbinnen weet ik dat ik deze reis moet maken om mezelf te begrijpen.

De vlucht naar Indonesië is lang en vol gedachten aan alles wat achterblijft: het lege huis van mijn moeder, Marieke’s bezorgde blik bij het afscheid, de regen die tegen het vliegtuigraam slaat zoals op die laatste dag in Utrecht.

Agus staat me op te wachten op het vliegveld – kleiner dan ik had verwacht, met dezelfde donkere ogen als ik in de spiegel zie sinds mam stierf.

We praten urenlang over vroeger en nu, over spijt en gemiste kansen. Hij laat me foto’s zien van zijn gezin daar – halfbroers en -zussen die niets van mij weten.

‘Voel je je nu meer compleet?’ vraagt hij voorzichtig als we samen aan tafel zitten bij zijn huis in Jakarta.

Ik denk na over alles wat gebeurd is – over mijn moeder die haar geheim meenam tot haar laatste ademtocht, over mijn vader die me opvoedde zonder ooit iets te zeggen, over Marieke die zich nu alleen voelt in Nederland.

‘Ik weet het niet,’ zeg ik eerlijk. ‘Misschien wel. Misschien ook niet.’

Als ik terugvlieg naar Nederland kijk ik uit het raampje naar de wolken onder me en vraag me af: hoeveel geheimen dragen onze ouders met zich mee? En hoeveel daarvan zullen we ooit echt begrijpen?

Zou jij willen weten als jouw leven gebouwd is op een geheim? Of is liefde soms genoeg?