“Ik stuurde mijn zoon naar huis met een zieke kleinzoon. Het bleek mijn schuld te zijn”
‘Mam, kun je vanavond op Arthur passen? Hailey en ik willen er even uit, gewoon samen, voor het eerst in maanden.’
Ik hoor Bryans stem nog zo helder door de telefoon. Mijn hart maakte een sprongetje. Natuurlijk wilde ik op mijn enige kleinzoon passen. Sinds de dood van mijn man, drie jaar geleden, is Arthur het lichtpuntje in mijn leven. ‘Natuurlijk, lieverd. Breng hem maar langs. We maken er een gezellige avond van.’
Het regende die avond, typisch Hollands weer. Terwijl ik de gordijnen dichtdeed en de lampjes aanstak, voelde ik een lichte spanning. Niet omdat ik niet op Arthur wilde passen, maar omdat ik wist dat Hailey me niet helemaal vertrouwde. Ze vond me te ouderwets, te makkelijk met regels. Maar Bryan stond erop: ‘Mam kan het prima.’
Toen ze binnenkwamen, zag ik meteen dat Arthur wat bleekjes was. Zijn wangen waren rood, zijn ogen waterig. ‘Hij is een beetje verkouden,’ zei Hailey, haar stem scherp. ‘Geen suiker, geen tv na zeven uur, en als hij hoest, meteen bellen.’
‘Hailey, ik heb zelf drie kinderen grootgebracht,’ probeerde ik luchtig te zeggen, maar ze keek me alleen maar strak aan.
Bryan gaf me een knuffel. ‘Dank je mam. We zijn rond elf uur terug.’
Arthur kroop meteen bij me op schoot. ‘Oma, mag ik een verhaaltje?’
‘Natuurlijk, lieverd.’ Ik pakte zijn favoriete boek – Jip en Janneke – en begon te lezen. Maar na twee bladzijden begon hij te hoesten. Eerst zachtjes, toen steeds harder. Ik voelde zijn voorhoofd: warm.
‘Oma, mijn buik doet pijn,’ fluisterde hij.
Ik twijfelde. Moest ik Bryan bellen? Of Hailey? Maar het was pas half acht. Misschien was het gewoon een griepje. Ik zette een kopje thee voor mezelf en gaf Arthur wat water.
‘Wil je misschien even liggen?’ vroeg ik.
Hij knikte en kroop onder het dekentje op de bank. Ik aaide over zijn haren en probeerde hem gerust te stellen.
De uren kropen voorbij. Arthur sliep onrustig, werd steeds wakker van het hoesten. Om tien uur voelde hij gloeiend heet aan. Ik pakte de thermometer: 39,8 graden.
Paniek sloeg toe. Wat moest ik doen? De huisartsenpost bellen? Of wachten tot Bryan en Hailey terug waren? Ik wilde hen hun avond niet verpesten – ze hadden het zo nodig.
Ik besloot Arthur een nat washandje op zijn voorhoofd te leggen en bleef naast hem zitten tot Bryan en Hailey thuiskwamen.
Toen ze binnenkwamen, was het meteen mis.
‘Waarom is hij zo heet?’ riep Hailey terwijl ze haar jas nog aan had.
‘Hij had wat koorts…’ stamelde ik.
‘Waarom heb je niet gebeld?’ Haar ogen schoten vuur.
Bryan keek me teleurgesteld aan. ‘Mam…’
‘Ik wilde jullie avond niet verpesten…’
Hailey pakte Arthur op en stormde naar buiten. ‘We gaan naar de huisartsenpost!’
Bryan bleef even staan, keek me aan met die blik die ik zo goed kende van vroeger – teleurgesteld, gekwetst.
‘Mam, je had moeten bellen,’ zei hij zacht.
De stilte die volgde was oorverdovend.
Die nacht sliep ik nauwelijks. Mijn gedachten tolden rond: had ik het verkeerd gedaan? Had ik moeten bellen? Was ik echt zo’n slechte oma?
De volgende ochtend belde Bryan niet terug. Ook geen appje van Hailey. Ik durfde niet zelf te bellen – bang voor wat ze zouden zeggen.
Pas na twee dagen kreeg ik een berichtje: ‘Arthur heeft een longontsteking. Hij moet een week thuisblijven.’
Mijn hart brak. Dit was mijn schuld.
Ik probeerde te bellen, maar Hailey nam niet op. Bryan stuurde alleen korte berichtjes: ‘Druk met Arthur.’
De dagen werden weken. Geen bezoekjes meer, geen foto’s van Arthur in de familie-app. Op zondag zat ik alleen aan tafel met drie lege stoelen tegenover me.
Op een dag stond Bryan ineens voor de deur. Zijn gezicht was vermoeid, zijn ogen rood van het huilen.
‘Mam, we moeten praten.’
Ik liet hem binnen en zette koffie – zoals altijd.
‘Hailey wil voorlopig niet dat je op Arthur past,’ begon hij voorzichtig.
Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen. ‘Ik snap het…’
‘Ze is bang dat je haar regels niet serieus neemt.’
‘Maar Bry… Ik dacht echt dat het wel mee zou vallen…’
Hij zuchtte diep. ‘Mam, je bedoelt het goed. Maar soms moet je gewoon luisteren naar wat wij vragen.’
Ik knikte zwijgend.
‘Arthur vraagt wel steeds naar je,’ zei hij zachtjes.
Die woorden deden pijn en gaven hoop tegelijk.
De weken daarna probeerde ik alles om het goed te maken: kaartjes sturen, soep langsbrengen, zelfs bloemen voor Hailey – maar ze bleef afstandelijk.
Op een dag kreeg ik een foto van Arthur via Bryan: hij lachte weer, zat met een kleurplaat aan tafel.
‘Hij wil je zien,’ schreef Bryan erbij.
Ik huilde tranen met tuiten om die ene foto.
Toen ik eindelijk weer mocht langskomen – onder strenge voorwaarden – voelde het alsof ik op eieren liep. Geen suiker, geen tv na zeven uur, alles volgens het boekje.
Arthur vloog in mijn armen toen hij me zag. ‘Oma! Mag je weer blijven?’
Ik slikte mijn tranen weg en knikte.
Hailey keek toe vanaf de deuropening, haar armen over elkaar geslagen.
‘We proberen het nog één keer,’ zei ze koel.
Sindsdien is niets meer vanzelfsprekend tussen ons. Elke keer als ik op Arthur pas, voel ik de spanning in huis hangen – alsof één verkeerde stap alles weer kapot kan maken.
Soms vraag ik me af: wanneer ben je als oma goed genoeg? Moet je altijd alles volgens de regels doen? Of mag liefde soms ook gewoon liefde zijn?