“Ik nam de telefoon van mijn beste vriendin op en hoorde de stem van mijn man”

‘Waarom neem je niet gewoon op, Marieke?’ Mijn stem trilt terwijl ik haar telefoon in mijn hand houd. Het scherm licht op: ‘Onbekend nummer’. Marieke zit met haar rug naar me toe, haar schouders gespannen. ‘Laat maar, het is vast niks belangrijks,’ zegt ze zacht, maar haar stem verraadt iets anders.

Ik druk toch op opnemen. ‘Hallo?’

Aan de andere kant hoor ik een korte stilte, gevolgd door een stem die ik uit duizenden herken. ‘Marieke? Het is Tom. Ik kan vanavond niet langskomen, Sanne is thuis.’

Mijn hart slaat over. Tom. Mijn Tom. Mijn man. De kamer lijkt ineens te draaien, de lucht wordt dik en zwaar. Ik kijk naar Marieke, die zich langzaam omdraait, haar gezicht bleek, haar ogen groot van schrik.

‘Sanne…’ begint ze, maar ik onderbreek haar. ‘Hoe lang al?’ Mijn stem klinkt vreemd, alsof hij niet bij mij hoort.

Ze slikt. ‘Het was nooit de bedoeling…’

Ik laat de telefoon vallen. Alles in mij wil schreeuwen, rennen, verdwijnen. Maar ik blijf staan, versteend tussen de bank en de salontafel vol lege wijnglazen en half opgegeten toastjes.

‘Hoe lang al?’ herhaal ik, nu harder.

Marieke kijkt naar haar handen. ‘Sinds vorig jaar zomer. Toen jij en Tom die ruzie hadden… hij kwam hierheen. Het was één keer, dacht ik. Maar het werd meer.’

Mijn benen voelen slap. Ik zak neer op de bank, mijn hoofd in mijn handen. De stilte tussen ons is oorverdovend.

‘Waarom heb je niks gezegd?’ fluister ik.

Ze huilt nu zachtjes. ‘Ik schaamde me zo… Ik wilde het stoppen, echt waar. Maar hij bleef komen. En ik… ik voelde me zo alleen na mijn scheiding.’

Mijn gedachten razen. Beelden van Tom en mij samen, onze bruiloft in het stadhuis van Utrecht, de vakanties aan de Noordzee, onze dochter Lotte die nu boven in haar kamer huiswerk maakt. Alles lijkt ineens een leugen.

‘En Lotte? Weet zij iets?’ vraag ik.

Marieke schudt haar hoofd heftig. ‘Nee! Natuurlijk niet. Niemand weet het behalve wij.’

Ik sta op en loop naar het raam. Buiten regent het zachtjes; de straatlantaarns spiegelen in de natte stoeptegels. Ik voel me leeg en vol woede tegelijk.

‘Ik moet gaan,’ zeg ik uiteindelijk.

Marieke probeert mijn arm te pakken, maar ik trek me los. ‘Sanne, alsjeblieft…’

‘Nee,’ snauw ik. ‘Jij was mijn beste vriendin.’

Ik storm naar buiten, de regen op mijn gezicht voelt als een klap. Mijn handen trillen als ik mijn fiets van het slot haal. De rit naar huis is een waas; elke trap op de pedalen is doordrenkt van verdriet en ongeloof.

Thuis is het stil. Tom zit aan de keukentafel met zijn laptop opengeklapt, alsof er niets aan de hand is.

‘Hoi lieverd,’ zegt hij zonder op te kijken.

Ik gooi mijn natte jas op de grond. ‘We moeten praten.’

Hij kijkt op, zijn ogen zoeken die van mij. ‘Wat is er?’

‘Ik weet alles,’ zeg ik met gebroken stem.

Hij verstijft. ‘Wat bedoel je?’

‘Jij en Marieke.’

Een lange stilte volgt. Tom slaat zijn ogen neer.

‘Het spijt me,’ zegt hij uiteindelijk zacht.

‘Hoe kon je?’ Mijn stem breekt.

Hij zucht diep. ‘Het was nooit gepland… Ik voelde me zo alleen na die ruzie met jou vorig jaar. Marieke was er gewoon.’

‘En Lotte dan? En ik? Was dat allemaal niets waard?’

Hij kijkt me eindelijk aan, zijn ogen rood van ingehouden tranen. ‘Jullie betekenen alles voor me. Maar ik ben de weg kwijtgeraakt.’

Woede borrelt in mij op. ‘Dat is geen excuus! Je had kunnen praten! In plaats daarvan heb je alles kapotgemaakt.’

Lotte komt de trap af, haar gezicht bezorgd. ‘Mama? Is er iets?’

Ik veeg snel mijn tranen weg en probeer te glimlachen. ‘Ga maar weer naar boven, lieverd.’

Ze kijkt twijfelend naar Tom en mij, maar loopt dan langzaam terug naar haar kamer.

Tom staat op en loopt naar me toe, maar ik stap achteruit.

‘Ik weet niet of ik dit kan vergeven,’ zeg ik zacht.

Hij knikt langzaam. ‘Dat begrijp ik.’

Die nacht slaap ik nauwelijks. Ik staar naar het plafond terwijl Tom beneden op de bank ligt. In mijn hoofd herhaal ik elk gesprek met Marieke, elk moment met Tom – zoekend naar aanwijzingen die ik gemist heb.

De dagen daarna zijn een waas van ongemakkelijke stiltes en geforceerde gesprekken over praktische zaken: wie brengt Lotte naar hockey, wie doet boodschappen? Marieke stuurt berichtjes – lange excuses, smeekbedes om vergeving – maar ik negeer ze allemaal.

Op een avond zit ik met mijn moeder aan de keukentafel. Ze pakt mijn hand vast.

‘Je hoeft niet sterk te zijn voor iedereen,’ zegt ze zacht.

Ik barst in huilen uit.

‘Wat moet ik doen, mam? Alles voelt kapot.’

Ze knikt begrijpend. ‘Soms moet je eerst alles laten vallen voordat je kunt oprapen wat echt belangrijk is.’

De weken verstrijken. Tom probeert het goed te maken; bloemen, lieve briefjes, zelfs therapie stelt hij voor. Maar het vertrouwen is weg – als een vaas die in duizend stukjes is gevallen.

Op een dag besluit ik Marieke toch te bellen.

‘Sanne…’ klinkt haar stem schor aan de andere kant van de lijn.

‘Waarom heb je nooit eerlijk tegen me kunnen zijn?’ vraag ik zonder omwegen.

Ze snikt zachtjes. ‘Omdat ik bang was je kwijt te raken – als vriendin én als mens.’

‘Maar nu ben je me kwijt,’ zeg ik kil.

Er valt een lange stilte waarin alleen ons beider ademhaling hoorbaar is.

‘Het spijt me zo erg,’ fluistert ze uiteindelijk.

‘Soms is spijt niet genoeg,’ antwoord ik en hang op.

Langzaam begin ik mijn leven opnieuw te ordenen: nieuwe routines met Lotte, gesprekken met Tom over co-ouderschap als we besluiten tijdelijk apart te wonen. De pijn blijft, maar ergens voel ik ook kracht groeien – een kracht waarvan ik niet wist dat die in mij zat.

Soms kijk ik uit het raam naar de regen en vraag ik me af: hoe goed kennen we eigenlijk de mensen die we het meest vertrouwen? En hoe vind je jezelf terug als alles wat je kende ineens verdwijnt?