Ik Kookte de Hele Dag, Maar Mijn Man Vernederde Mij Voor Iedereen: Mijn Man is een Professionele Chef

‘Waarom ruikt het hier naar aangebrande melk?’ Bas’ stem galmt door de keuken, net als ik de pan van het vuur trek. Mijn handen trillen. ‘Het is niet aangebrand, het hoort zo,’ lieg ik, terwijl ik de saus probeer te redden. Mijn schoonmoeder, Marijke, kijkt me vanachter haar bril aan. ‘Bas, help haar even, jij weet hoe het moet.’

Ik voel mijn wangen gloeien. Dit was niet hoe ik het me had voorgesteld. Vandaag zou ík koken voor de familie van Bas. Geen sterrenrestaurant, geen perfect opgemaakte borden, gewoon mijn eten, mijn liefde. Maar nu, met elke minuut die voorbijgaat, lijkt het alsof de muren dichterbij komen.

‘Laat haar nou,’ zegt Bas met een zucht. ‘Ze wil het zelf doen.’ Zijn stem klinkt vermoeid, bijna geïrriteerd. Ik slik. Waarom voelt het alsof ik examen doe?

De hele week heb ik recepten uitgezocht, boodschappen gedaan bij de markt op de Albert Cuyp, urenlang filmpjes gekeken op YouTube. Alles om indruk te maken op Bas en zijn familie. Want hoe kun je ooit voldoen aan de standaard van een man die in de keuken van De Gouden Lepel werkt? Zelfs zijn zusje Sophie grapt altijd: ‘Bas kan zelfs van een boterham met kaas iets magisch maken.’

‘Heb je de oven wel voorverwarmd?’ vraagt Bas plotseling. Zijn toon is scherp. ‘Ja,’ lieg ik weer. In werkelijkheid ben ik het vergeten. Ik draai me om en zet snel de oven aan. Marijke zucht hoorbaar.

‘Misschien moeten we gewoon iets bestellen,’ zegt Sophie zachtjes tegen haar moeder. Mijn hart zakt in mijn schoenen.

‘Nee!’ roep ik harder dan bedoeld. Iedereen kijkt op. ‘Het komt goed. Echt.’

Bas rolt met zijn ogen en loopt naar het aanrecht. Hij pakt mijn sauspan en ruikt eraan. ‘Dit is niet goed,’ zegt hij hardop, terwijl hij de saus door de gootsteen giet. ‘Je moet altijd proeven voordat je iets serveert.’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. Niet nu, niet waar iedereen bij is.

‘Bas, laat haar nou,’ probeert Marijke nogmaals. Maar Bas is niet te stoppen als hij eenmaal in zijn element is. Hij pakt een nieuwe pan en begint zonder iets te zeggen opnieuw.

‘Wil je dat ik help?’ vraagt Sophie voorzichtig.

‘Nee,’ fluister ik. ‘Ik wilde dit zelf doen.’

De rest van de avond verloopt als in een waas. Bas neemt het over, commandeert mij en Sophie rond alsof we zijn souschefs zijn in plaats van familieleden. De tafel wordt uiteindelijk gevuld met prachtige gerechten – allemaal door Bas gemaakt.

Tijdens het eten prijst iedereen hem de hemel in. ‘Bas, je bent echt een kunstenaar,’ zegt Marijke trots.

Niemand zegt iets over mijn poging. Niemand vraagt waarom ik zo stil ben.

Na afloop help ik met afruimen. In de keuken sta ik tegenover Bas.

‘Waarom deed je dat?’ vraag ik zacht.

Hij kijkt me niet aan terwijl hij de vaatwasser vult. ‘Je was alles aan het verpesten,’ zegt hij simpelweg.

‘Het ging niet om perfectie,’ fluister ik. ‘Ik wilde gewoon iets doen voor jou en je familie.’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Volgende keer kun je beter gewoon om hulp vragen.’

Die nacht lig ik wakker naast hem in bed. Zijn ademhaling is rustig; hij slaapt al lang. Mijn gedachten razen.

Waarom voelt het alsof ik altijd tekortschiet? Waarom kan hij niet zien hoeveel moed het kostte om dit te proberen?

De volgende ochtend ontbijt ik alleen aan tafel. Bas vertrekt vroeg naar zijn werk zonder iets te zeggen over gisteren.

Later die dag belt mijn moeder uit Utrecht. ‘Hoe was het etentje?’ vraagt ze opgewekt.

Ik vertel haar wat er gebeurd is. Ze zwijgt even aan de andere kant van de lijn.

‘Lieverd,’ zegt ze dan zacht, ‘soms vergeten mensen die ergens heel goed in zijn hoe moeilijk het voor anderen kan zijn.’

Ik knik, ook al kan ze dat niet zien.

De dagen daarna probeer ik het gesprek met Bas te vermijden. Maar het blijft knagen.

Op vrijdagavond zit hij op de bank als ik thuiskom van mijn werk bij de bibliotheek.

‘We moeten praten,’ zeg ik zonder omwegen.

Hij kijkt op van zijn telefoon. ‘Waarover?’

‘Over zondag.’

Hij zucht diep en legt zijn telefoon weg.

‘Ik snap dat koken jouw passie is,’ begin ik voorzichtig, ‘maar voor mij is het iets kwetsbaars. Ik wilde gewoon laten zien dat ik moeite doe.’

Hij kijkt me eindelijk aan, zijn blik zachter dan eerder deze week.

‘Het spijt me,’ zegt hij onverwacht. ‘Ik… Ik vergeet soms dat niet iedereen alles zo ziet als ik in de keuken.’

Ik voel een traan over mijn wang rollen – van opluchting deze keer.

‘Wil je samen iets maken dit weekend?’ vraagt hij aarzelend.

Ik glimlach flauwtjes. ‘Alleen als jij niet alles overneemt.’

Hij lacht en pakt mijn hand vast.

Die zaterdag staan we samen in de keuken. Hij leert me hoe je een simpele risotto maakt – zonder druk, zonder kritiek.

Voor het eerst in lange tijd voel ik me niet klein naast hem, maar gelijkwaardig.

Soms vraag ik me af: waarom meten we liefde aan perfectie? Is samen falen niet net zo waardevol als samen slagen?