Het geheim achter het vakantiefoto: Een leven vol leugens
‘Is dat niet Martin?’ Jana’s bericht verscheen op mijn scherm terwijl ik de vaatwasser uitruimde. Mijn hart sloeg een slag over. Ik klikte op de foto. Een selfie van Jana en haar vriendin op het strand van Scheveningen, zonsondergang, lachende gezichten. Tussen hen in, half uit beeld, stond een man in een donkere jas. Mijn adem stokte. Die jas… dezelfde als die Martin altijd draagt. Dezelfde rits, dezelfde slijtplek op de mouw. Mijn vingers trilden terwijl ik inzoomde.
‘Waar is deze foto genomen?’ typte ik terug, mijn keel droog.
‘Vorige maand, weekendje aan zee! Die vent stond ineens achter ons, beetje vreemd eigenlijk. Ken je hem?’
Ik slikte. Mijn hoofd tolde. Martin was dat weekend zogenaamd naar zijn moeder in Amersfoort geweest, omdat ze zich niet lekker voelde. Ik had hem nog uitgezwaaid bij de voordeur van ons rijtjeshuis in Utrecht. Hij had me gekust, zijn hand even op mijn wang gelegd zoals hij altijd deed. ‘Maak je niet druk om mij,’ had hij gezegd.
Nu voelde die aanraking als een brandplek.
Ik liep naar boven, waar Martin zich had opgesloten in zijn werkkamer. De deur stond op een kier. Hij zat met zijn rug naar me toe, verdiept in zijn laptop. ‘Martin?’ Mijn stem klonk schor.
Hij draaide zich om, zijn gezicht kalm. ‘Ja?’
Ik hield mijn telefoon omhoog. ‘Herken je deze plek?’
Hij keek vluchtig naar het scherm, zijn ogen flitsten even van links naar rechts. ‘Nee, waarom?’
‘Omdat jij daar staat. Op het strand. In jouw jas.’
Er viel een stilte die als een koude wind door de kamer trok.
‘Dat kan niet,’ zei hij uiteindelijk zacht.
‘Martin, lieg niet tegen me.’ Mijn stem trilde nu hoorbaar.
Hij sloeg zijn ogen neer. ‘Het is niet wat je denkt.’
‘Hoe lang al?’ vroeg ik, mijn stem nauwelijks meer dan een fluistering.
Hij zweeg. Dat was antwoord genoeg.
De dagen daarna voelde ik me als een figurant in mijn eigen leven. Ik deed de boodschappen bij de Albert Heijn, groette de buren, bracht onze dochter Sophie naar school – alles op de automatische piloot. Maar binnenin was het chaos. Mijn gedachten draaiden rondjes: Wie was zij? Hoe vaak had hij gelogen? Was alles wat we samen hadden opgebouwd één grote leugen?
Mijn moeder belde. ‘Je klinkt zo anders, lieverd. Is er iets?’
Ik wilde het haar vertellen, maar de woorden bleven steken in mijn keel. Mijn ouders waren altijd het toonbeeld van stabiliteit geweest – getrouwd sinds hun twintigste, nooit een onvertogen woord. Hoe kon ik uitleggen dat mijn eigen huwelijk nu op losse schroeven stond?
’s Avonds probeerde ik met Martin te praten. Hij zat op de bank, starend naar het NOS Journaal zonder echt te kijken.
‘Wil je me alsjeblieft uitleggen wat er aan de hand is?’ vroeg ik.
Hij haalde diep adem. ‘Het is begonnen toen jij die nieuwe baan kreeg bij het ziekenhuis. Je was altijd weg, druk met nachtdiensten… Ik voelde me alleen.’
‘Dus je zocht troost bij een ander?’ Mijn stem sneed als ijs.
‘Het was niet gepland,’ zei hij zacht.
‘Hoe vaak?’
Hij keek me aan met ogen vol spijt. ‘Te vaak.’
Ik stond op en liep naar boven, sloot me op in de badkamer en liet het hete water over mijn gezicht stromen tot mijn huid rood zag.
De dagen werden weken. Martin sliep op de logeerkamer. Sophie merkte dat er iets mis was; ze vroeg waarom papa niet meer met haar naar de speeltuin ging.
Op een avond kwam mijn zus Marieke langs. Ze bracht stroopwafels mee en een fles wijn.
‘Je hoeft niet sterk te zijn voor mij,’ zei ze terwijl ze mijn hand vasthield.
Ik barstte in tranen uit.
‘Wat moet ik doen, Marieke? Alles voelt kapot.’
Ze keek me aan met haar heldere blauwe ogen – dezelfde als ik – en zei: ‘Misschien moet je jezelf afvragen of je hem ooit nog kunt vertrouwen.’
Maar hoe doe je dat? Hoe herstel je vertrouwen als alles wat je dacht te weten ineens op drijfzand blijkt te staan?
Martin probeerde het goed te maken. Hij stuurde bloemen naar mijn werk, schreef lange brieven waarin hij zijn spijt betuigde. Maar elke keer als ik hem aankeek, zag ik die jas op het strand voor me.
Op een dag vond ik een briefje in Sophie’s schooltas: ‘Mama, ben je boos op papa? Ik wil dat jullie weer samen lachen.’
Mijn hart brak opnieuw.
We gingen naar relatietherapie – een grijze praktijkruimte aan de Oudegracht, waar we tegenover elkaar zaten en onze pijn op tafel legden als koude stenen.
‘Waarom ben je gebleven als je zo ongelukkig was?’ vroeg ik hem tijdens een sessie.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Omdat ik van je hou. Omdat ik dacht dat het over zou gaan.’
Maar liefde alleen is soms niet genoeg.
Mijn familie koos partij – mijn moeder vond dat ik hem moest vergeven (‘Iedereen maakt fouten’), terwijl Marieke vond dat ik beter verdiende (‘Je bent sterker dan je denkt’).
Op een avond zat ik alleen aan de keukentafel, starend naar de foto die alles had veranderd. Ik dacht aan alle jaren samen: onze eerste vakantie naar Texel, de geboorte van Sophie, de avonden samen op de bank met thee en stroopwafels.
Was het allemaal echt geweest? Of had hij altijd al geheimen gehad?
De volgende ochtend besloot ik dat ik antwoorden nodig had – niet alleen van Martin, maar ook van mezelf.
Ik belde Jana en vroeg haar of ze wist wie die andere vrouw op de foto was.
‘Volgens mij heet ze Linda,’ zei Jana aarzelend. ‘Ze kwam uit Rotterdam.’
Ik zocht Linda op via Facebook en stuurde haar een bericht: ‘Mag ik je iets vragen over die dag op het strand?’
Ze antwoordde snel: ‘Ik weet niet wie jij bent, maar als dit over Martin gaat… Het spijt me.’
We spraken af in een café aan het station. Linda was jonger dan ik had verwacht – lang blond haar, nerveuze handen om haar koffiekopje.
‘Hoe lang ken je hem al?’ vroeg ik.
Ze keek weg. ‘Bijna drie jaar.’
Drie jaar. Mijn maag draaide om.
‘Wist je dat hij getrouwd was?’
Ze knikte langzaam. ‘In het begin niet… later wel. Maar hij zei dat jullie uit elkaar waren.’
Ik lachte bitter. ‘Dat heeft hij vaker gezegd.’
Linda legde haar hand op de mijne. ‘Het spijt me echt.’
Op weg naar huis voelde ik me leeg – maar ook opgelucht. Eindelijk wist ik alles.
Thuis wachtte Martin op me in de keuken.
‘En nu?’ vroeg hij zacht.
Ik keek hem aan – echt aankeek – en zag niet langer alleen de man die mij had bedrogen, maar ook iemand die zichzelf kwijt was geraakt.
‘Nu ga ik kiezen voor mezelf,’ zei ik rustig.
Die nacht sliep ik voor het eerst in maanden diep en droomloos.
Soms vraag ik me af: Had ik het eerder moeten zien? Had ik kunnen voorkomen dat alles kapot ging? Of is dit juist het begin van iets nieuws – iets beters?