Help! Mijn moeder bestuurt mijn leven en ik ben dertig!
‘Je gaat toch niet weer die jas aantrekken, hè?’ De stem van mijn moeder klinkt scherp door de gang. Ik sta met mijn hand op de deurklink, mijn nieuwe groene jas al half aan. ‘Het regent straks, en die jas is niet waterdicht. Je wordt ziek, Sanne.’
Ik ben dertig jaar oud. Dertig. Maar op momenten als deze voel ik me weer zestien, gevangen in het huis waar ik ben opgegroeid in Amersfoort. Mijn moeder, Marja, is altijd overal bij. Ze weet precies wanneer ik thuiskom, wat ik eet, met wie ik afspreek. Zelfs nu ik een vaste baan heb bij de bibliotheek en een eigen auto, lijkt het alsof ik nog steeds haar kleine meisje ben.
‘Mam, ik ben niet van suiker,’ probeer ik luchtig te zeggen. Maar ze schudt haar hoofd en pakt de paraplu van het haakje. ‘Neem deze dan tenminste mee. En bel als je onderweg bent, ja?’
Ik zucht en neem de paraplu aan. Mijn vader, Henk, zit in de woonkamer achter zijn krant en kijkt even op. Zijn blik zegt alles: bemoei je er niet mee. Hij heeft zich er al jaren bij neergelegd dat mijn moeder het huishouden regeert als een generaal.
Op weg naar mijn werk denk ik na over hoe het zo ver is gekomen. Vriendinnen van mij wonen samen, hebben kinderen, reizen de wereld over. Ik woon nog thuis. Elke keer als ik het gesprek begin over uit huis gaan, draait mijn moeder het om: ‘Waarom zou je? Het is hier gezellig, en je spaart geld.’
Maar het is niet gezellig. Het is verstikkend. Mijn moeder bepaalt wat we eten (‘Geen pasta vandaag, daar krijg je buikpijn van’), wanneer ik moet slapen (‘Het is al elf uur, Sanne!’), zelfs welke vrienden ik mag zien (‘Die Lisa is zo’n losbol, daar krijg je alleen maar problemen mee’).
Op een avond zit ik met mijn broer Joris in de tuin. Hij woont al jaren samen met zijn vriendin in Utrecht en komt alleen nog op zondag langs voor koffie en appeltaart. ‘Waarom ga je niet gewoon?’ vraagt hij zachtjes terwijl hij een slok bier neemt.
‘Ze laat me niet gaan,’ fluister ik terug. ‘Elke keer als ik het probeer, begint ze te huilen of doet ze alsof ze ziek is.’
Joris schudt zijn hoofd. ‘Dat is manipulatie, Sanne. Je moet aan jezelf denken.’
Maar hoe doe je dat als je hele leven draait om haar goedkeuring? Als kind was mijn moeder alles voor me. Ze was lief, zorgzaam, altijd aanwezig op schooluitjes en sportdagen. Maar na de scheiding van haar eerste man – mijn biologische vader – werd ze anders. Strenger. Angstiger. Alsof ze bang was om mij ook kwijt te raken.
Op een dag besluit ik het anders aan te pakken. Ik zoek online naar kamers in Amersfoort en Utrecht. Ik vind een kleine studio boven een bakkerij aan de Langestraat. Niet groot, maar wel van mij alleen.
‘Mam,’ begin ik voorzichtig tijdens het avondeten, ‘ik heb een kamer gevonden.’
De vork valt uit haar hand op het bord. ‘Wat bedoel je?’ Haar stem trilt.
‘Ik wil op mezelf wonen,’ zeg ik zacht.
Ze begint te huilen. Niet zachtjes, maar snikkend alsof er iemand gestorven is. Mijn vader kijkt ongemakkelijk weg.
‘Waarom doe je dit? Ben ik zo’n slechte moeder?’
‘Nee mam,’ zeg ik snel, ‘maar ik ben dertig. Ik wil leren voor mezelf te zorgen.’
Ze staat op en loopt de kamer uit. De deur slaat dicht.
Die nacht lig ik wakker in bed. Schuldgevoel knaagt aan me. Is het egoïstisch om voor mezelf te kiezen? Of is het juist nodig?
De dagen daarna praat ze nauwelijks tegen me. Ze zet eten neer zonder iets te zeggen, kijkt weg als ik binnenkom. Mijn vader probeert het goed te maken met grapjes, maar het helpt niet.
Op een zaterdag komt Joris langs en neemt me apart in de tuin.
‘Je moet doorzetten,’ zegt hij streng. ‘Ze went er wel aan.’
Maar als ik haar die avond vertel dat ik de kamer heb geaccepteerd, breekt ze echt.
‘Je laat me alleen! Je broer woont al weg, nu jij ook nog! Wat moet ik zonder jullie?’
Ik probeer haar te troosten, maar ze duwt me weg.
De weken daarna zijn een hel. Ze belt me constant op mijn werk (‘Eet je wel genoeg? Heb je je jas aan?’), stuurt appjes (‘Kom je morgen eten? Je vader mist je’), en als ik niet meteen reageer belt ze Joris in paniek op.
Mijn nieuwe studio voelt leeg en koud zonder haar aanwezigheid – maar ook bevrijdend. Voor het eerst kook ik wat ik zelf wil (pasta met veel knoflook), ga laat naar bed zonder commentaar en nodig Lisa uit voor wijn en slechte films.
Langzaam begin ik mezelf te ontdekken buiten haar schaduw om. Maar het schuldgevoel blijft knagen.
Op een dag staat ze ineens voor mijn deur met een pan erwtensoep.
‘Je ziet er moe uit,’ zegt ze zonder groet.
‘Mam…’
Ze kijkt me aan met rode ogen.
‘Ik weet dat ik te veel ben geweest,’ zegt ze zachtjes. ‘Maar jij bent alles wat ik heb.’
We huilen allebei.
‘Ik wil dat je gelukkig bent,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Maar beloof me dat je me niet vergeet.’
Ik knik en trek haar in een omhelzing.
Nu, maanden later, zijn we nog steeds op zoek naar balans. Soms val ik terug in oude patronen – haar geruststellen, haar alles vertellen – maar steeds vaker kies ik voor mezelf.
Is het egoïstisch om los te laten? Of is het juist liefdevol om elkaar ruimte te geven?
Wat zouden jullie doen als jullie in mijn schoenen stonden?