Een Moeder in Twijfel: Mijn Man’s Familie Gelooft Niet Dat Ons Kind Van Hem Is

‘Hoe kun je zoiets zeggen, Hanneke?’ Mijn schoonmoeder’s stem trilt, haar ogen priemen in de mijne. De geur van vers gezette koffie hangt zwaar in de woonkamer, maar het voelt alsof ik stik. ‘Je weet toch dat we alleen maar willen weten waar we aan toe zijn.’

Mijn handen klemmen zich om het kopje. Ik kijk naar mijn man, Bas, die zwijgend naar zijn schoenen staart. Onze zoon, Tijn, ligt boven te slapen. Hij is pas zes maanden oud, met een bosje donker haar en ogen die lijken op die van Bas – of toch niet? De twijfel die zijn moeder zaait, groeit als onkruid in mijn hoofd.

‘Ik begrijp niet waar dit vandaan komt,’ fluister ik. Mijn stem klinkt dun, alsof hij elk moment kan breken. ‘Waarom zouden jullie denken dat Tijn niet van Bas is?’

Mijn schoonzus, Marieke, schuift haar stoel naar achteren. ‘Hij lijkt gewoon niet op ons. En…’ Ze aarzelt, kijkt naar haar moeder voor ze verdergaat. ‘Er gaan verhalen rond in het dorp.’

Ik voel hoe mijn wangen gloeien van schaamte en woede. Ik weet precies wie die verhalen verspreidt: mijn oude vriendin Sanne, die me sinds mijn zwangerschap nauwelijks meer aankijkt. Sinds ik haar vertelde dat Bas en ik onverwacht zwanger waren geraakt, is er afstand tussen ons. Maar dat ze dit zou doen…

‘Dus jullie geloven roddels boven mij?’ Mijn stem slaat over. Bas kijkt eindelijk op, zijn blik vol pijn en onzekerheid.

‘Hanneke, het is niet dat ik je niet vertrouw…’ begint hij zachtjes. ‘Maar het zou ons allemaal rust geven als we gewoon zeker weten…’

De woorden snijden als messen. Ik voel me verraden door de man van wie ik dacht dat hij me kende. Mijn hoofd bonkt; ik wil schreeuwen, rennen, verdwijnen.

Die nacht lig ik wakker naast Bas. Zijn ademhaling is onregelmatig. Ik draai me om en fluister: ‘Denk jij ook dat Tijn niet van jou is?’

Hij antwoordt niet meteen. ‘Ik weet het niet meer, Han. Iedereen zegt dingen… Ik wil gewoon duidelijkheid.’

Tranen prikken achter mijn ogen. ‘Wil je een vaderschapstest?’

Hij knikt bijna onmerkbaar.

De dagen daarna voel ik me een schim van mezelf. Op het schoolplein kijken moeders me aan met blikken vol medelijden of nieuwsgierigheid. Mijn moeder belt elke avond: ‘Je moet voor jezelf opkomen, Hanneke! Laat je niet gek maken!’ Maar hoe doe je dat als je eigen man twijfelt aan jouw trouw?

Op een regenachtige dinsdag rijden Bas en ik naar het ziekenhuis in Utrecht voor de test. De stilte in de auto is ondraaglijk. Tijn slaapt in zijn maxicosi op de achterbank. Ik kijk naar hem via de achteruitkijkspiegel; hij lacht in zijn slaap en ik voel mijn hart breken.

‘Waarom doe je dit?’ vraag ik zachtjes terwijl we wachten in de kliniek.

Bas zucht diep. ‘Omdat ik gek word van de onzekerheid. Omdat ik wil geloven dat jij eerlijk bent geweest.’

‘En als de test uitwijst dat hij niet van jou is?’

Hij kijkt me aan, zijn ogen nat. ‘Dan weet ik niet wat ik moet doen.’

De dagen tot de uitslag kruipen voorbij. Ik probeer normaal te doen voor Tijn, maar alles voelt als toneelspel. Mijn schoonfamilie belt elke dag: ‘Hebben jullie al iets gehoord?’ Mijn moeder komt langs met pannen soep en warme dekens, maar niets kan de kou uit mijn hart verdrijven.

Op vrijdagmiddag rinkelt de telefoon. Het ziekenhuis. Mijn handen trillen als ik opneem.

‘Mevrouw Jansen? We hebben de uitslag van de vaderschapstest…’

Ik durf bijna niet te luisteren, maar de stem klinkt geruststellend: ‘Bas Jansen is met 99,99% zekerheid de biologische vader van Tijn.’

Ik laat me op de bank zakken en begin te huilen – van opluchting, van woede, van verdriet om alles wat kapot is gegaan.

Bas komt thuis en ziet mijn gezicht. ‘En?’

Ik geef hem het papiertje zonder iets te zeggen. Hij leest het, zakt door zijn knieën en slaat zijn armen om me heen.

‘Het spijt me zo, Han,’ fluistert hij tegen mijn haar.

Maar het is te laat voor sorry’s. Iets tussen ons is gebroken.

De weken daarna probeert Bas alles goed te maken: bloemen, etentjes, lieve briefjes op het kussen. Maar ik voel me leeg. Mijn schoonfamilie stuurt een kaartje: ‘Fijn dat alles nu duidelijk is.’ Geen excuses, geen erkenning van hun rol in deze nachtmerrie.

Op een avond zit ik met Tijn op schoot bij het raam en kijk naar buiten, naar de regen die tegen het glas tikt.

‘Waarom geloven mensen zo snel het slechtste over elkaar?’ fluister ik tegen hem. ‘En hoe vind je de kracht om weer te vertrouwen als je hart zo gebroken is?’

Misschien hebben jullie een antwoord voor mij? Hoe herstel je vertrouwen als het zo diep beschadigd is?