Een Gebroken Stilte: Mijn Verlangen naar een Tweede Kind

‘Waarom luister je niet gewoon naar mij, Annemarie? Hoe vaak moet ik het nog zeggen?’ Pieters stem trilt van frustratie terwijl hij zijn koffiekopje iets te hard op het aanrecht zet. De regen tikt onophoudelijk tegen het keukenraam van ons rijtjeshuis in Amersfoort. Mijn handen trillen als ik het bord afdroog.

‘Omdat het voor mij niet hetzelfde is, Pieter. Jij hebt al kinderen. Ik wil… ik wil nog één keer moeder worden.’ Mijn stem breekt. Ik kijk hem niet aan, bang voor de kilte in zijn ogen.

Pieter draait zich om, zijn gezicht strak. ‘Ik ben 55, Annemarie. Ik heb dit allemaal al meegemaakt. Twee keer zelfs. Met Marijke en met Sanne. En kijk waar het me gebracht heeft.’

Ik weet waar hij op doelt: de pijnlijke scheidingen, het geruzie over alimentatie, de afstand tot zijn zoon Bas en dochter Lotte. Maar ik ben niet Marijke of Sanne. Ik ben Annemarie. En mijn verlangen brandt als een open wond.

Die nacht lig ik wakker naast hem. Zijn ademhaling is zwaar, bijna snurkend. Mijn gedachten razen. Onze dochter Noor, vijf jaar oud, slaapt boven. Soms hoor ik haar zachtjes praten in haar slaap. Ik glimlach dan, maar vannacht voel ik alleen leegte. Wat als Noor straks alleen achterblijft? Geen broertje of zusje om mee te spelen, om later op terug te vallen als wij er niet meer zijn?

De volgende ochtend probeer ik het luchtig te houden tijdens het ontbijt.
‘Noor, wil je straks met mama naar de kinderboerderij?’

Ze knikt enthousiast en morst haar melk over haar pyjama. Pieter kijkt op van zijn krant en zucht. ‘Je verwent haar teveel.’

‘Ze is vijf, Pieter,’ zeg ik zacht.

Hij vouwt de krant dicht en kijkt me aan. ‘Je weet wat ik vind, Annemarie. Ik wil geen kind meer. Punt.’

De rest van de dag voel ik zijn woorden als een koude steen in mijn maag. Op de kinderboerderij zie ik moeders met twee of drie kinderen. Ik voel jaloezie prikken, maar ook schaamte. Waarom kan ik niet gewoon tevreden zijn?

’s Avonds bel ik mijn zus Karin.
‘Je moet kiezen, Anne,’ zegt ze na mijn verhaal aangehoord te hebben. ‘Wil je Pieter kwijt voor een tweede kind? Of kun je leren gelukkig te zijn met Noor?’

‘Maar waarom moet ík altijd degene zijn die zich aanpast?’ fluister ik.

Karin zucht. ‘Omdat jij degene bent die iets extra’s wil.’

Ik hang op en staar naar de foto’s op de schouw: Noor met haar eerste fietsje, Pieter lachend op het strand, wij drieën samen in de Efteling. Was dit niet genoeg?

De weken verstrijken. Het onderwerp sluimert onder de oppervlakte, als een vulkaan die elk moment kan uitbarsten. Soms denk ik dat Pieter zachter wordt; hij lacht vaker met Noor, helpt haar met haar puzzels. Maar als ik voorzichtig begin over een broertje of zusje, sluit hij zich weer af.

Op een avond zitten we samen op de bank. Noor ligt al in bed.
‘Pieter,’ begin ik voorzichtig, ‘heb je er ooit spijt van gehad dat je kinderen hebt?’

Hij kijkt me lang aan. ‘Nee,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Maar ik heb er wel spijt van hoe het is gelopen. Met Bas spreek ik nauwelijks nog, Lotte woont bij haar moeder in Groningen en wil mij amper zien.’

‘Maar met Noor gaat het goed,’ probeer ik.

Hij knikt langzaam. ‘Ja, maar wat als het weer misgaat? Wat als jij straks ook weg wilt? Ik ben moe, Anne. Moe van vechten.’

Zijn woorden snijden dieper dan ik had verwacht.

De volgende dag belt Bas onverwacht aan. Hij is 23 nu, lang en slungelig, met dezelfde blauwe ogen als Pieter.
‘Hoi pap,’ zegt hij ongemakkelijk.

Pieter verstijft even, maar laat hem binnen.

Ik zet thee en luister naar hun gesprek vanuit de keuken.
‘Hoe gaat het met je studie?’ vraagt Pieter.
‘Gestopt,’ mompelt Bas.
‘Waarom?’
‘Teveel gedoe met mam… en met jou eigenlijk ook.’

Er valt een pijnlijke stilte.
‘Ik wil niet dat Noor hetzelfde meemaakt,’ zegt Pieter later tegen mij als Bas weer weg is.

‘Maar dat hoeft toch niet?’ zeg ik wanhopig.
‘Dat weet je nooit zeker,’ antwoordt hij zacht.

’s Nachts droom ik van een huis vol kinderen, gelach en ruzies door elkaar heen. Maar als ik wakker word, voel ik alleen de afstand tussen Pieter en mij groeien.

Op een zondagmiddag zitten we in de tuin terwijl Noor speelt met haar buurmeisje Isa.
‘Kijk nou hoe leuk ze samen spelen,’ zeg ik voorzichtig.
Pieter knikt afwezig en tuurt naar de lucht.
‘Misschien moet je iemand zoeken die nog wel kinderen wil,’ zegt hij plotseling zonder me aan te kijken.

Het voelt alsof iemand mijn hart uit mijn borst rukt.
‘Dat meen je niet,’ fluister ik.

Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik wil jou niet ongelukkig maken, Anne. Maar ik kan dit niet meer.’

De weken daarna leven we langs elkaar heen. Noor merkt het ook; ze vraagt waarom papa zo vaak boos is en waarom mama huilt in de badkamer.

Op een avond zit ik alleen aan tafel met een glas wijn wanneer mijn moeder belt.
‘Lieve schat, soms moet je accepteren dat het leven anders loopt dan je droomde,’ zegt ze zachtjes.

Maar hoe accepteer je dat je diepste wens nooit uitkomt? Hoe laat je los zonder jezelf te verliezen?

Op een dag besluit ik naar een therapeut te gaan. Ik vertel alles: mijn verlangen, mijn verdriet, mijn angst om Pieter kwijt te raken.
‘Wat zou er gebeuren als je geen tweede kind krijgt?’ vraagt ze.

Ik huil voor het eerst in maanden echt hardop.
‘Dan voel ik me leeg,’ snik ik. ‘Alsof er altijd iets zal ontbreken.’

Ze knikt begrijpend. ‘En wat zou er gebeuren als je Pieter verliest?’

Die vraag blijft dagenlang door mijn hoofd spoken.

Langzaam begin ik te beseffen dat er geen goed antwoord is. Dat liefde soms betekent dat je iets opgeeft voor de ander – maar ook dat je jezelf niet mag vergeten in het proces.

Op een avond zit Pieter naast me op bed.
‘Ik hou van je, Anne,’ zegt hij zachtjes. ‘Maar ik kan niet meer geven dan dit.’

Ik pak zijn hand vast en voel de rimpels onder mijn vingers.
‘Misschien moeten we leren gelukkig te zijn met wat we hebben,’ fluister ik terug – al weet ik niet of het waar is.

Soms kijk ik naar Noor en voel ik me dankbaar én verdrietig tegelijk. Is dit genoeg? Kan liefde overleven als dromen uiteenlopen?

Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen je eigen verlangen en de liefde voor je gezin? Is opoffering altijd liefde – of soms juist zelfverraad?