De Zomervakantie Die Mijn Leven Op Zijn Kop Zette Door Mijn Schoonmoeder

‘Bas, ik heb nieuws…’ Marloes’ stem trilde terwijl ze haar koffiekopje vasthield. Het was de avond voor vertrek naar Texel. De koffers stonden klaar in de gang, Sophie lag al te slapen, en ik voelde de spanning in de lucht hangen. ‘Mijn moeder… ze wil graag mee. Ze voelt zich de laatste tijd zo alleen, en ze zegt dat ze ons niet tot last zal zijn.’

Ik slikte. ‘Marloes, we hebben alles geboekt voor drie personen. Het huisje is niet groot. En…’

Ze keek me smekend aan. ‘Bas, alsjeblieft. Voor mij?’

Ik knikte, maar voelde meteen een knoop in mijn maag. Mijn schoonmoeder, Trudy, was altijd aanwezig – te aanwezig. Ze had overal een mening over, vooral over hoe wij onze dochter opvoedden en hoe ik mijn leven leidde. Maar ik hield van Marloes, dus ik zei: ‘Oké, als het echt moet.’

De volgende ochtend stond Trudy al om zeven uur op de stoep, haar rolkoffer in de hand en een brede glimlach op haar gezicht. ‘Goedemorgen allemaal! Wat heerlijk dat ik mee mag. Ik heb appeltaart gebakken voor onderweg!’

Sophie sprong op haar af. ‘Oma! Mag ik straks voorin zitten?’

‘Natuurlijk, lieverd,’ zei Trudy terwijl ze me nauwelijks aankeek.

De rit naar Texel was een aaneenschakeling van opmerkingen over mijn rijstijl (‘Bas, je rijdt te hard’), het weer (‘Het zal wel weer regenen’), en de files (‘Had je niet beter om zeven uur kunnen vertrekken?’). Marloes probeerde te bemiddelen, maar ik voelde me steeds kleiner worden.

Het huisje op Texel was knus – te knus voor vier mensen. Trudy kreeg de logeerkamer; Marloes en ik sliepen met Sophie in het tweepersoonsbed. De eerste avond probeerde ik het gezellig te maken met een barbecue in de tuin. Maar Trudy vond het vlees te rauw, de salade te zuur en Sophie mocht van haar geen cola drinken.

‘Bas, je moet echt beter opletten wat Sophie eet,’ zei ze terwijl ze haar vork neerlegde.

‘Mam, laat Bas nou even,’ zei Marloes zachtjes.

Maar Trudy keek haar dochter streng aan. ‘Jij weet ook wel dat suiker slecht is voor kinderen.’

Ik voelde mijn gezicht gloeien van frustratie. Ik stond op en liep naar binnen om af te wassen. In de keuken hoorde ik hun stemmen gedempt verder praten.

Die nacht lag ik wakker naast Marloes en Sophie. Ik hoorde Trudy zachtjes snurken in de kamer naast ons. Mijn gedachten maalden: waarom kan ze niet gewoon genieten? Waarom moet alles altijd volgens haar regels?

De dagen daarop werden niet beter. Trudy bemoeide zich overal mee: van onze wandelingen op het strand (‘Niet zo ver lopen met Sophie, straks krijgt ze blaren’) tot het avondeten (‘Zal ik koken? Dan weet ik zeker dat het goed gebeurt’). Marloes werd steeds stiller.

Op een middag, terwijl Sophie schelpen zocht aan de vloedlijn, barstte ik uit tegen Marloes. ‘Ik trek dit niet meer! Dit is geen vakantie zo. Jij zegt niks tegen haar!’

Marloes keek me met tranen in haar ogen aan. ‘Bas, wat moet ik dan? Ze is mijn moeder…’

‘En ik ben je man! Wanneer kies je eens voor ons?’

Ze draaide zich om en liep weg, haar schouders trillend.

Die avond bleef het stil aan tafel. Trudy merkte het op. ‘Is er iets?’

‘Nee hoor,’ zei Marloes snel.

Maar ik kon het niet laten. ‘Misschien moeten we allemaal eens nadenken over hoe we met elkaar omgaan.’

Trudy keek me aan met die blik die alles zei: jij hoort hier niet bij.

Later die avond zat ik alleen buiten op het terras, starend naar de sterren boven Texel. Ik hoorde de deur achter me opengaan.

‘Bas?’ Het was Trudy.

Ik zuchtte diep.

Ze kwam naast me zitten en zweeg even. Toen zei ze zacht: ‘Je denkt vast dat ik alles wil bepalen.’

Ik knikte.

‘Weet je… sinds mijn man er niet meer is, voel ik me vaak overbodig. Jullie zijn mijn enige familie nog. Misschien probeer ik te hard om erbij te horen.’

Haar stem brak even.

‘Trudy…’ begon ik, maar wist niet wat te zeggen.

Ze veegde snel een traan weg. ‘Ik zie hoe gelukkig jullie zijn samen. En soms… ben ik gewoon bang dat ik jullie kwijtraak.’

Voor het eerst zag ik haar kwetsbaarheid. Niet als de dominante schoonmoeder, maar als een vrouw die bang was om alleen achter te blijven.

De volgende dag probeerde ik het anders te doen. Ik vroeg Trudy om samen met Sophie naar de markt te gaan, zodat Marloes en ik even samen konden zijn. Toen ze terugkwamen met verse aardbeien en een grote glimlach op hun gezicht, voelde het huisje ineens minder benauwd.

Die avond zaten we met z’n allen aan tafel en lachten om Sophie’s verhalen over zeehonden en krabben. Trudy schonk wijn in voor ons allemaal – zelfs voor mij – en zei: ‘Op familie.’

Toch bleef er iets knagen. Want toen Marloes en ik later die week samen wandelden over het strand, vertelde ze me iets wat alles veranderde.

‘Bas… er is nog iets wat je moet weten.’

Ik keek haar aan, ongerust.

‘Mijn moeder… ze heeft gehoord dat ze ziek is. Ze wilde deze vakantie nog één keer met ons zijn voordat ze aan behandelingen begint.’

Het voelde alsof de grond onder mijn voeten wegzakte.

‘Waarom heb je dat niet eerder gezegd?’ vroeg ik zacht.

‘Ze wilde niet dat iemand medelijden met haar zou hebben. Ze wilde gewoon nog één keer genieten… ook al weet ze niet goed hoe.’

Ik slikte mijn tranen weg en keek naar de zee die oneindig leek.

De rest van de vakantie probeerde ik anders naar Trudy te kijken – als iemand die worstelde met haar eigen angsten en verdriet. We maakten foto’s, aten ijsjes in De Koog, en lachten om Sophie’s gekke dansjes op het strand.

Toen we terugreden naar huis, voelde het alsof er iets veranderd was tussen ons allen – broos maar oprecht.

Nu zit ik thuis aan tafel en kijk naar een foto van die zomer op Texel: Sophie met zand in haar haren, Marloes die lacht, en Trudy die haar armen beschermend om hen heen slaat.

Soms vraag ik me af: hoeveel weten we echt van elkaar? En waarom wachten we vaak tot het te laat is om echt te luisteren?