De Zomer Die Alles Veranderde: Een Familie aan Zee

‘Waarom moet het altijd zo?’ Mijn stem trilt terwijl ik de koffers in de achterbak van onze oude Volvo duw. Mijn man, Jeroen, kijkt me vermoeid aan. ‘Het is gewoon een weekje, Sanne. Mijn moeder bedoelt het goed.’

Maar ik weet beter. Vorig jaar eindigde onze vakantie aan zee in een chaos van ruzies, tranen en verwijten. Mijn schoonmoeder, Ria, had zich overal mee bemoeid: van wat de kinderen aten tot hoe laat we naar het strand gingen. Ik voelde me een indringer in mijn eigen leven, een figurant in haar toneelstuk.

‘Ik wil niet weer dat alles uit de hand loopt,’ fluister ik, terwijl ik de deur van de auto dichttrek. Jeroen zucht. ‘We proberen het gewoon nog één keer, oké?’

De rit naar Zoutelande is stil. De kinderen, Femke en Bram, zitten achterin met hun koptelefoons op. Ik kijk naar het vlakke landschap dat aan me voorbijtrekt en voel de spanning in mijn schouders groeien. Waarom kan ik niet gewoon “nee” zeggen tegen Ria? Waarom voelt haar goedbedoelde bemoeienis als verstikking?

Bij aankomst ruikt het huisje naar schoonmaakmiddel en zeezout. Ria staat al op de stoep, haar armen wijd gespreid. ‘Daar zijn jullie eindelijk! Wat fijn!’ Ze drukt me tegen zich aan, haar parfum prikt in mijn neus.

‘Heb je een goede reis gehad?’ vraagt ze opgewekt.

‘Prima,’ lieg ik.

De eerste avond gaat nog. We eten kibbeling op het terras en de kinderen spelen in het zand. Maar als ik Femke een ijsje geef na het eten, fronst Ria haar wenkbrauwen.

‘Is dat wel verstandig, zo vlak voor het slapen?’

Ik voel mijn wangen gloeien. ‘Het is vakantie, mam,’ zegt Jeroen snel.

Ria lacht schamper. ‘Jij was vroeger altijd zo gevoelig voor suiker.’

De toon is gezet.

De dagen erna wordt het erger. Ria bepaalt wanneer we ontbijten (‘Half negen is vroeg genoeg’), wat we doen (‘We gaan met z’n allen fietsen naar Domburg’), en zelfs hoe ik Bram’s knie verzorg als hij valt (‘Je moet er jodium op doen, Sanne, geen pleister!’).

Op woensdag barst de bom. Ik sta in de keuken, mijn handen trillend om een kop thee. Ria komt binnen en kijkt me onderzoekend aan.

‘Je ziet er moe uit, Sanne. Gaat het wel?’

‘Ik ben gewoon even toe aan rust,’ zeg ik zacht.

‘Misschien moet je wat meer loslaten,’ zegt ze. ‘Je bent altijd zo gespannen met de kinderen.’

Iets in mij knapt. ‘Misschien moet jij wat meer loslaten!’ roep ik harder dan bedoeld. ‘Dit is ónze vakantie, niet die van jou!’

Het wordt stil. Jeroen komt binnen met een bezorgde blik. ‘Wat is hier aan de hand?’

Ria’s ogen vullen zich met tranen. ‘Ik probeer alleen maar te helpen.’

‘Soms voelt het niet als helpen,’ zeg ik, mijn stem breekt.

Die avond eet iedereen zwijgend. De kinderen voelen de spanning en duiken vroeg hun bed in. Jeroen probeert te bemiddelen, maar ik voel me alleen.

De volgende ochtend besluit ik te gaan wandelen langs het strand, alleen. De wind slaat in mijn gezicht en de zee schuimt woest. Ik denk aan mijn eigen moeder, die altijd zei: ‘Je moet je grenzen bewaken, Sanne.’ Maar hoe doe je dat als je familie je niet begrijpt?

Plots hoor ik voetstappen achter me. Het is Ria.

‘Mag ik meelopen?’ vraagt ze voorzichtig.

Ik knik.

We lopen een tijdje zwijgend naast elkaar. Dan zegt ze: ‘Ik weet dat ik soms te veel ben. Maar sinds Henk er niet meer is…’ Haar stem stokt.

Ik kijk haar aan en zie voor het eerst haar kwetsbaarheid. Sinds haar man drie jaar geleden overleed, klampt ze zich vast aan ons gezin als een reddingsboei.

‘Ik wil niet dat jullie me vergeten,’ fluistert ze.

Mijn hart breekt een beetje. ‘We vergeten je niet, Ria. Maar soms heb ik ruimte nodig om moeder te zijn op mijn eigen manier.’

Ze knikt langzaam. ‘Dat begrijp ik nu beter.’

We lopen terug naar het huisje, de lucht klaart op boven zee.

Die middag verandert er iets. Ria laat ons meer los; ze leest een boek op het terras terwijl wij met de kinderen naar het strand gaan. Jeroen slaat zijn arm om me heen en fluistert: ‘Dank je.’

Op de laatste avond zitten we samen buiten, kijken naar de zon die in zee zakt. De kinderen lachen om een grap van hun oma.

‘Misschien was dit wel onze beste vakantie ooit,’ zegt Jeroen zacht.

Ik glimlach voorzichtig. Het was niet makkelijk, maar misschien is dit wat familie betekent: botsen, huilen, praten – en toch samen blijven.

Soms vraag ik me af: hoeveel kun je geven voordat je jezelf verliest? En hoeveel kun je loslaten zonder elkaar kwijt te raken?