De schaduw van Sinterklaas: Is een cadeau alles wat overblijft?

‘Mam, waarom moet je altijd zo dramatisch doen?’ De stem van mijn dochter Anne snijdt door de woonkamer, terwijl ik haar probeer uit te leggen waarom ik dit jaar geen geld heb voor grote Sinterklaascadeaus. Mijn handen trillen als ik de theepot neerzet. Buiten dwarrelt de regen tegen het raam, typisch novemberweer in Utrecht.

‘Ik ben niet dramatisch, Anne. Ik wil alleen dat jullie begrijpen dat het niet altijd vanzelfsprekend is…’ Mijn stem breekt. Ik kijk naar mijn zoon Pieter, die met zijn telefoon speelt en nauwelijks opkijkt.

‘Weet je, mam,’ zegt hij zonder op te kijken, ‘iedereen doet gewoon wat. Het is niet zo’n big deal.’

Ze begrijpen het niet. Of willen het niet begrijpen. Ik heb mijn hele leven gewerkt, dag en nacht, om hen alles te geven wat ik zelf nooit had. Toen hun vader, Jan, vertrok – zomaar, op een maandagavond na een ruzie over de boodschappen – bleef ik achter met twee kinderen en een huis vol herinneringen die steeds zwaarder gingen wegen.

Ik werkte als verpleegkundige in het Diakonessenhuis. Nachtdiensten, dubbele diensten, kerstmis op de spoedeisende hulp. Altijd maar doorgaan. Mijn moeder zei altijd: ‘Marieke, je moet sterk zijn voor je kinderen.’ Dus dat was ik. Maar nu, nu ze volwassen zijn, voel ik me leeg. Alsof ik alles heb gegeven en niets heb teruggekregen behalve stilte aan de eettafel.

‘Mam, we kunnen toch gewoon lootjes trekken? Dan hoeft niemand veel geld uit te geven,’ stelt Anne voor. Haar stem klinkt zakelijk, afstandelijk. Vroeger kroop ze altijd tegen me aan als het buiten stormde. Nu lijkt ze kilometers bij me vandaan.

‘Ja, prima,’ zeg ik zachtjes. Maar in mijn hoofd schreeuw ik: Waarom zien jullie niet hoeveel pijn dit doet? Waarom voel ik me een gast in mijn eigen huis?

De dagen voor Sinterklaas zijn altijd het moeilijkst. Overal zie je gezinnen samen pepernoten bakken, kinderen die hun schoen zetten bij de kachel. Ik doe mijn best om het huis gezellig te maken – kaarsjes aan, warme chocolademelk – maar het voelt geforceerd. Pieter komt alleen nog thuis om te eten en Anne woont sinds kort samen met haar vriendin in Amsterdam.

Op 5 december zit ik alleen aan tafel. De kinderen hebben afgezegd; Pieter moest werken en Anne had een etentje met haar schoonfamilie. Ik staar naar de schaal met zelfgebakken speculaas en voel tranen prikken achter mijn ogen.

Plotseling gaat de bel. Mijn hart maakt een sprongetje – misschien toch…

Het is mijn buurvrouw, Els. ‘Marieke, alles goed? Je ziet er zo alleen uit.’

Ik knik en glimlach flauwtjes. ‘Kom binnen, Els. Wil je koffie?’

Ze kijkt me doordringend aan. ‘Je hoeft niet altijd sterk te zijn, hoor.’

Die woorden breken iets in mij. Ik vertel haar alles: hoe ik me voel sinds de kinderen weg zijn, hoe leeg het huis is zonder hun gelach, hoe ik mezelf soms afvraag of al die jaren van opoffering wel iets hebben opgeleverd.

Els legt haar hand op de mijne. ‘Je hebt ze liefde gegeven, Marieke. Maar misschien moet je nu ook jezelf wat liefde gunnen.’

Die nacht lig ik wakker. Ik denk aan vroeger: aan de avonden dat Jan en ik samen Sinterklaasgedichten schreven voor de kinderen, aan de spanning in hun ogen als ze hun schoen vonden met een klein cadeautje erin. Aan de ruzies die steeds vaker kwamen, tot Jan op een dag gewoon niet meer thuiskwam.

Ik heb nooit geleerd om voor mezelf te zorgen. Altijd stond alles in het teken van de kinderen. Nu ze hun eigen leven leiden, weet ik niet meer wie ik ben zonder hen.

Een week later krijg ik een appje van Anne: ‘Mam, zullen we zondag samen lunchen?’

Mijn hart maakt een sprongetje, maar tegelijkertijd voel ik angst. Zal het weer zo’n ongemakkelijk gesprek worden? Of kunnen we eindelijk praten over wat er echt toe doet?

Zondagmiddag zitten we samen in een café aan de Oudegracht. Anne kijkt me aan met haar grote blauwe ogen – dezelfde als haar vader.

‘Mam,’ begint ze aarzelend, ‘ik weet dat we niet altijd laten zien dat we dankbaar zijn. Maar we houden van je. Echt waar.’

Ik slik en kijk naar mijn handen. ‘Soms voelt het alsof alles wat ik heb gegeven niet genoeg was.’

Anne pakt mijn hand vast. ‘Het was meer dan genoeg. Maar misschien moeten we allemaal leren om dat wat vaker te zeggen.’

We praten lang die middag – over vroeger, over nu, over hoe moeilijk het soms is om elkaar te begrijpen als iedereen zijn eigen leven leidt.

Als ik die avond thuiskom, voel ik me lichter dan in jaren. Misschien is liefde niet iets wat je kunt kopen met cadeaus of opofferingen. Misschien is het genoeg om gewoon samen te zijn en eerlijk te praten over wat je voelt.

Toch blijft er een stemmetje knagen: Heb ik mezelf ergens onderweg verloren? En als liefde niet in cadeaus zit – waar vind je haar dan terug?