De prijs van de waarheid – Een dramatische familiezomer aan het IJsselmeer
‘Waarom moet ík eigenlijk betalen, mam? Je neemt alleen Daan mee naar het IJsselmeer, niet mijn kinderen.’ Mijn stem trilde, maar ik probeerde vastberaden te klinken. Mijn moeder keek niet op van haar kopje thee. ‘Ach Marjolein, je weet toch dat Daan het zo moeilijk heeft gehad dit jaar. En bovendien, jij verdient goed, een beetje bijdragen kan toch geen kwaad?’
Ik voelde de woede in mijn buik borrelen. Het was niet de eerste keer dat ze Daan voortrok. Mijn zusje Anouk’s zoon kreeg altijd alles: extra cadeautjes met Sinterklaas, een groter stuk taart op verjaardagen, en nu dus een weekje vakantie aan het IJsselmeer. Mijn kinderen, Lotte en Bram, werden steevast vergeten of afgescheept met een slap excuus. Maar dat ze nu óók nog geld van mij wilde voor een vakantie waar mijn kinderen niet eens welkom waren, was de druppel.
‘Mam, dit is niet eerlijk. Je weet dat Lotte en Bram ook graag mee zouden willen. Waarom mogen zij nooit mee?’ Mijn moeder zuchtte diep en keek me eindelijk aan. ‘Ze zijn zo druk, Marjolein. En Daan is zo’n lieve jongen. Ik wil gewoon een rustige vakantie.’
Ik voelde hoe mijn ogen prikten. ‘Dus omdat mijn kinderen niet stil genoeg zijn naar jouw zin, sluit je ze buiten? En ik mag daar ook nog voor betalen?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Je hoeft niet zo dramatisch te doen. Het is maar een weekje.’
Ik stond op, mijn handen trilden. ‘Voor jou is het misschien maar een weekje, maar voor mijn kinderen is het weer een bewijs dat ze er niet bij horen.’
Die avond zat ik aan de keukentafel met mijn man, Erik. Hij legde zijn hand op de mijne. ‘Je moet haar zeggen wat je voelt, Marjolein. Dit kan zo niet langer.’
Maar hoe doe je dat? Hoe confronteer je je eigen moeder met haar onrechtvaardigheid zonder de hele familie uit elkaar te trekken? Ik dacht terug aan vroeger, aan hoe Anouk altijd werd geprezen om haar goede cijfers en ik werd genegeerd als ik thuiskwam met een diploma. Aan hoe mijn moeder altijd zei: ‘Anouk is gewoon wat gevoeliger, jij redt je wel.’ Maar ik redde me helemaal niet.
De volgende dag belde Anouk. ‘Mam zei dat je moeilijk deed over het geld. Kun je haar niet gewoon helpen? Daan kijkt zo uit naar die vakantie.’
‘En mijn kinderen dan?’ vroeg ik zacht.
‘Ach joh, Lotte en Bram hebben toch genoeg? Jullie gaan altijd naar Frankrijk in de zomer.’
‘Dat is niet hetzelfde, Anouk. Het gaat erom dat mam altijd Daan voortrekt.’
Ze zuchtte. ‘Je overdrijft weer eens, Marjolein.’
Ik hing op zonder gedag te zeggen.
Die nacht lag ik wakker. Ik hoorde Lotte zachtjes huilen in haar kamer. Ik liep naar haar toe en vond haar met haar knuffel in bed.
‘Wat is er, lieverd?’
‘Waarom mag ik nooit met oma mee? Houd ze niet van mij?’
Mijn hart brak. Ik trok haar tegen me aan en beloofde dat ik het goed zou maken.
De volgende ochtend besloot ik dat het genoeg was geweest. Ik reed naar het huis van mijn moeder in Purmerend en belde aan. Ze deed open met een verbaasde blik.
‘Mam, we moeten praten,’ zei ik voordat ze iets kon zeggen.
We gingen zitten in de woonkamer waar de geur van oude jasmijn hing en foto’s van Daan overal stonden – lachend op het strand, met oma op schoot, zijn rapport trots omhoog houdend.
‘Ik voel me al jaren buitengesloten,’ begon ik. ‘Niet alleen ik, maar ook Lotte en Bram. Jij zegt altijd dat Daan het moeilijk heeft gehad, maar mijn kinderen hebben ook hun eigen problemen gehad. Ze verdienen jouw liefde net zo goed.’
Mijn moeder keek weg. ‘Je begrijpt het niet, Marjolein.’
‘Nee, mam, jíj begrijpt het niet! Jij hebt geen idee wat het met mij doet om altijd tweede keus te zijn geweest. En nu doe je hetzelfde bij mijn kinderen.’
Ze zweeg lang. Toen zei ze zacht: ‘Misschien heb ik fouten gemaakt.’
‘Misschien?’ Mijn stem brak. ‘Mam, Lotte denkt dat je niet van haar houdt. Wil je dat echt?’
Ze begon te huilen – iets wat ik zelden had gezien bij haar.
‘Ik weet niet waarom ik het doe,’ snikte ze. ‘Misschien omdat Anouk altijd zo kwetsbaar was…’
‘Maar mam,’ zei ik zachter, ‘ik ben ook kwetsbaar geweest. Je hebt het nooit gezien.’
We zaten daar samen in stilte, terwijl de klok in de gang tikte en buiten een merel zong.
Na een tijdje zei ze: ‘Misschien kunnen we samen iets doen deze zomer. Met alle kleinkinderen.’
Het was geen perfecte oplossing, maar het was een begin.
Toen ik thuiskwam en Lotte vertelde dat oma haar graag mee wilde nemen naar het IJsselmeer, zag ik haar ogen oplichten – voorzichtig hoopvol.
Die zomer gingen we inderdaad met z’n allen naar het IJsselmeer. Het was onwennig en soms pijnlijk – oude patronen zijn hardnekkig – maar er werd gelachen en gezwommen en zelfs samen gepicknickt op de dijk.
Toch bleef er iets knagen. Want kun je jaren van onrecht zomaar goedmaken met één zomer? Of blijven sommige wonden altijd een beetje open?
Soms vraag ik me af: hoeveel moed is er nodig om eindelijk voor jezelf op te komen? En wat als die moed te laat komt?